
Vele dagen later trof het mij. Wat ik precies heb gezien. Het was vlak voor de première op het filmfestival van Cannes, toen de Canadese regisseur David Cronenberg in de media voorspelde dat zijn nieuwe film, Crimes of the Future, zou zorgen voor walkouts, het fenomeen dat kijkers tijdens de film zo boos en gekwetst zijn door de beelden op het scherm dat ze demonstratief opstaan, waardoor hun stoelen hoorbaar opklappen, en de zaal uitstormen. ‘Klap, klap, klap’, beschreef Cronenberg het geluid dat die specifieke Cannes-klapstoelen dan maken, alsof dat hem achtervolgt in zijn nachtmerries. Hm, dacht ik, waarom zouden mensen weglopen? Immers, ik merkte niets van opstand tegen de film toen ik hem een week geleden in Amsterdam zag. Maar nu ik lees dat het er bij de première inderdaad klap, klap, klap aan toe ging, komt het pas binnen. Die mensen hebben natuurlijk… dát gezien. Dát, ja. Plotseling word ik misselijk. Het is alsof er iets acuut uit mijn lichaam moet.
Boos. Onwel. Een fout in je algoritme. Verongelijkt. Hoe dan ook, wegwezen. ‘Dozijnen mensen’ verlieten de zaal in Cannes bij Crimes of the Future, berichtte het Amerikaanse vakblad Variety. Maar hier voegde de verslaggever wel aan toe: toen de eindtitels over het scherm rolden, kreeg de film van het overgebleven publiek een staande ovatie van zeven minuten. Jaren geleden was het niet anders. Toen waren er ook massale walkouts én daverend applaus bij een Cronenberg-film in Cannes – tijdens een screening van Crash, de film gebaseerd op J.G. Ballards gelijknamige roman. Seks met auto’s, moeten de gekwetsten hebben gedacht; walgelijk.
Cronenberg is controversieel. Het verbodene, het ontoelaatbare, het misselijkmakende, het gekke: dit zien we in zijn werk. Een hoofd dat explodeert. Parasieten die uit iemands buik kruipen. Een seksorgaan onder de oksel. Een man die zijn hand in een scheur in zijn buik doet en een pistool tevoorschijn trekt. Een baarmoeder, in extreme close-up. En altijd is er een of andere revolutie gaande. Een ‘opstand van het lichaam’. Een forbidden zone. Fanatieke ‘realisten’. Slogans als: ‘Long live the new flesh’. En nu in Crimes of the Future: ‘Surgery is the new sex’.
Cronenberg. We hebben inmiddels toch al alles gezien, dacht ik toen ik samen met een enkele andere journalist plaatsnam in Het Ketelhuis, een ‘arthouse’ waar je ‘arthouse-films’ kunt zien die je in slaap sussen nadat je lekkere koffie en taart hebt genuttigd. Niets aan de hand dus. De zaallichten doofden.

We zijn in een niet nader genoemd land in een ongespecificeerd tijdperk waarin allerlei bijkomende organen in het menselijk lichaam groeien als gevolg van milieuvervuiling. In deze wereld is het lichaam steeds meer immuun tegen pijn, wat nieuwe vergezichten opent. Want een lichaam dat geen pijn voelt, kan worden gebruikt – als kunst. Dat doet het koppel Caprice (Léa Seydoux) en Saul Tenser (Viggo Mortensen). Die zijn performancekunstenaars. Zij levert poëtisch commentaar, hij toont zijn nieuwe organen. Soms worden ze live verwijderd als onderdeel van de show.
Twee bureaucraten van de Nationale Orgaanregistratie houden het allemaal in de gaten. Een van hen, Timlin, prachtig genuanceerd gespeeld door Kristen Stewart, raakt in de ban van Caprice en Saul. Met haar brilletje is ze een cliché, dat van de grijze muis, maar tijdens een optreden van de kunstenaars komt zij dicht bij het hoofd van Saul en fluistert ze verleidelijk in zijn oor iets over chirurgie als de nieuwe seks. Het moment heeft humor, maar als even later een buik met een ritssluiting wordt toegerust, zodat toegang tot de binnenzijde van het lichaam makkelijker is, waarna de opening een locatie voor ‘orale seks’ blijkt, is volstrekt onduidelijk of dit allemaal nog grappig is. Ook is er een groep revolutionairen geleid door een man wiens zoontje – lezer, heb geduld – alleen maar plastic kan eten, en om die reden in de openingsscène van de film wordt vermoord door zijn moeder. En dan moet het ergste nog komen.
Dit alles is typisch Cronenberg, althans de Cronenberg van begin jaren zeventig die experimentele cinema maakte (Stereo, Crimes of the Future) waarna hij een cult-aanhang onder horrorfans kreeg met The Brood, een film met moorddadige dwergen, veel bloed en moordpartijen en een wetenschapper die psychoplastics (wat?) beoefent. Juist deze film was een voorteken dat Cronenberg meer dan ‘horrorregisseur’ was. The Brood, hoe gek het ook klinkt, zit vol met gevoel: liefde, haat, angst, onzekerheid, verdriet. De film gaat over het huwelijk, het gezin, ouderschap en echtscheiding. Het lichaam, wist Cronenberg toen al, was een ‘doek’ waarop hij zijn thematische obsessies kon ‘schetsen’, een stof waar je mee kon boetseren. De razernij van de moeder in het verhaal, die haar dochtertje niet mag zien, vertaalt zich in fysieke monstruositeiten. Ze ‘schenkt geboorte’ aan killer-dwergen.
Op soortgelijke wijze evolueert het lichaam in Cronenbergs nieuwe film. Wat hij precies in beeld brengt in Crimes of the Future valt nauwelijks te beschrijven, in eerste instantie omdat ik er nu onpasselijk van word, maar vervolgens ook omdat ik weet dat je deze film het best in een donkere zaal kunt beleven, en dan zonder van tevoren appeltaart te hebben genomen.
Wat Cronenberg maakt, is meer dan alleen cinema. Zelf zegt hij dat hij met zijn films ‘de menselijke conditie’ onderzoekt. Hiertoe benadert hij culturele en filosofische vraagstukken vanuit de optiek van de bioloog of van de medische wetenschapper. Dit maakt dat je algauw zoekt naar betekenis via hapklare antwoorden, die Cronenberg overigens zelf graag opdist, bijvoorbeeld in het mooie Cronenberg on Cronenberg (1992), waarin de regisseur een boek lang zijn eigen werk analyseert, ook al stelt auteur Chris Rodley: ‘In het Cronenberg-project moet het scheppen van kunst zich uiteindelijk bevrijden van specifieke – en mogelijk verlammende – politieke, sociale en culturele kwesties. Slechts dan kan kunst het viscerale vlak bereiken (…) en kan horror kwalificeren als kunst.’
Het ‘viscerale vlak’. Onder de oppervlakte, in het lichaam, daar moeten we kijken. Ik merkte in dat Ketelhuis dat ik in een ‘toestand van kijken’ belandde, en niet van ‘denken’, in eerste instantie vanwege de verleidelijke visuele stijl. De clair-obscur-belichting versterkt in combinatie met diepe kleuren de retro-futuristische setting. Dingen zijn herkenbaar, maar ook weer niet, zoals in Naked Lunch (1991), Cronenbergs verfilming van William Burroughs’ beat-klassieker, waarin een typemachine de gedaante heeft van een pratend insect.
In Crimes is er een stoel gemaakt van botten waarin Saul moet zitten om te eten, klaarblijkelijk zodat de organische technologie zijn lichaam, met al die extra organen, kan helpen om voedsel te verwerken. Zijn geliefde Caprice (prachtige naam) houdt met een soort inwendige, optische stethoscoop bij wat er in zijn lichaam gebeurt. En dan zegt ze: ‘Een spiksplinternieuw orgaan, nooit eerder gezien.’ Wanneer Caprice en Saul alleen zijn, tast Cronenbergs camera hun naakte lichamen af, zodat de littekens en verse wonden een sensuele lading krijgen, versterkt door de barokke muziek van Cronenbergs vaste componist, Howard Shore, die met diepe bastonen het geheel een sfeer geeft van constant gevaar dat op ieder moment kan overgaan in iets apocalyptisch.
In Cannes gaf Cronenberg graag interviews en legde hij geduldig uit wat zijn films betekenen. Hij zei dingen als: ‘Ik heb het in Crimes over een geëvolueerd mens dat anders omgaat met eten en seks.’ Dan sneed hij weer het onderwerp aan van hoe we momenteel in een anti-utopie leven wegens algemene boosheid en ontevredenheid en als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Hij praatte over onze conditie, de toestand waarin we zijn. In zijn film transplanteert hij zijn visie via extreme metaforiek op het lichaam, bijvoorbeeld een performancekunstenaar met tientallen oren overal op zijn lichaam, als een uitslag, waarvan een personage teleurgesteld opmerkt dat die uitgroeisels kunnen helemaal niet eens echt horen. Ja, Cronenberg heeft ook humor.
Onverminderd werkt dit op mij in. Ik heb nu pas door wat ik echt heb gezien; het treft me nu. Hoe komt dat? Ik realiseer mij dat er meer krachten in het spel zijn: krantenberichten over de apenpokken die ik gruwend lees terwijl ik naar de afbeeldingen kijk; cnn over de abortuskwestie en de vraag van wie het lichaam eigenlijk is; en het Journaal over de waarschuwing van het rivm dat we geen vissen uit de Westerschelde moeten eten, omdat die een te hoge concentratie van de gevaarlijke chemische stof pfas bevatten. Dit zijn feiten, manifestaties van de toestand van ons leven, die allemaal zó in Cronenbergs nieuwe film passen.
Ik bekijk opnieuw zijn gehele oeuvre. En ik vraag me af of er een maker is die ons meer over onszelf vertelt, over de tragische toestand van dit moderne bestaan. In Cronenbergs films is de toekomst altijd nu; hierin zit zijn betekenis, zijn waarde als filmmaker.
Misschien zit het echte shockerende aan Crimes of the Future in de tederheid in het verhaal, in de zachte stem van Caprice, in Mortensens subtiele performance als haar minnaar, waarmee hij Jeremy Irons in Dead Ringers (1988) in de herinnering roept, vooral de scène waarin zijn personage, Dr. Beverley Mantle, danst met zijn tweelingbroer Ellie, met tussen hen in een prostituee. Lichamen die elkaar aanraken met als uitvloeisel gevoel. Als het lichaam de realiteit is – nog zo’n Cronenberg-slogan – dan kan de liefde dat evenzeer zijn. Het lichaam bepaalt ons in Crimes of the Future. Dat plaatst alles in een nieuw daglicht, ook dat onuitsprekelijke dat ik hier niet beschrijf, omdat je dat alleen in het donker moet ervaren – in een toestand van kijken. Vergeet dat dit ‘Cronenberg’ is. Of ‘horror’. En ga kijken.
Klap, klap, klap? Nee. Applaus!
Te zien vanaf 9 juni