‘Wat ik nodig heb is Parfumerie for Dummies’, zegt mijn zoon in de winkel waar hij een cadeau voor zijn zuster uitzoekt. ‘Wat is in godsnaam het verschil tussen douchepasta, doucheschuim en douchemelk?’
Hij begeeft zich in het kielzog van een verkoopster naar een wastafeltje. Zij zal een pasta/schuim/melk-demonstratie geven. Ik staar naar het drommende winkelpubliek.
Veel is niet wat het lijkt en veel lijkt niet wat het is. Franquin heeft die kwestie ooit samengevat in een strip waarin hij Guust Flater zijn vakantie laat filmen met een boormachine die als twee druppels water op een camera lijkt.
Maar dat is een ander soort verwarring. Als ik mij bij het wastafeltje meld, zie ik de verkoopster iets uit een tube knijpen dat ik gel noem. Dat doet mij denken aan de badkamerkast waarin potjes haarspul staan die allemaal hetzelfde beogen, maar door het leven gaan onder raadselachtige schuilnamen: putty, fiber, mud, wax.
Ik dacht altijd dat het ding de naam was, of dat de naam op z'n minst het ding beschreef, maar dat is blijkbaar niet zo.
De NS zijn daar goed in geworden. ‘Te laat’ is ‘komt toch nog’ geworden.
Niet heel erg lang geleden hadden treinen vertraging en kwam de hoofdconducteur zich persoonlijk op het getroffen perron flagelleren. Mea culp, mea maxima culpa. En iedereen vergevingsgezind, want bij ons loopt ook niet alles op rolletjes. Nu wacht je op perron 12 op een trein die er al tien minuten geleden had moeten zijn en klinkt uit het dak de opgewekte mededeling dat-ie zo binnen komt rijden. Op een ander spoor weliswaar en inmiddels twaalf minuten later dan afgesproken, maar wie zeurt daar nog over nu er nog een kans bestaat dat je je afspraak haalt. De NS zijn de herboren christenen van het openbaar vervoer: Praise the lord en niet zeuren over aardbevingen en kanker.
Het heeft een vreemd soort achterdocht in mij gewekt. Als de verzekeraar een ‘Wij hebben onze service verbeterd’-e-mail stuurt, ben ik niet meer blij, maar verontrust. Nog niet zo heel lang geleden ging ik blakend van vertrouwen en onschuld door het leven en sprong ik bij zo'n bericht verheugd op. Maar het besef dat de dingen niet de namen zijn doet mij kleine lettertjes lezen waar ik vroeger de nieuwe polis blijmoedig archiveerde. En inderdaad: ‘Een rieten dak is met ingang van het nieuwe kalenderjaar niet meer verzekerd.’
Potverdorie.
Ik heb er niet een en wil er niet een, maar het voelt toch alsof mij iets is afgenomen.
‘Wij hebben onze service uitgebreid.’ Dat betekent dat de aanbieder/verkoper een besparing heeft gevonden waarvoor wij meer moeten betalen of meer moeten doen.
Soms levert het Catch 22-achtige situaties op. Zoals het verzoek om de verbeterde versie van de ov-reisplanner voor de telefoon te downloaden. Dat doe je dan en vijf minuten later word je begroet door de mededeling dat ‘versie X van deze app niet geschikt is voor de huidige versie van uw telefoonsoftware’. En dat ik die telefoonsoftware moet upgraden. Maar dat kan niet want de telefoon is inmiddels te oud voor de nieuwe software (‘met honderden verbeteringen!’) en dat weet ik omdat ik die mededeling ook al heb gekregen na een aanvankelijk verzoek om te upgraden. Het is net alsof de hele wereld zich in een verblindende waas van vooruitgang bevindt en ik langs de kant zit te suffen op kilometerpaal nul.
Wat is er toch aan de hand?
Afgelopen week zat ik in een Fyra die toevallig reed en dat bleek het nieuwe model te zijn, dus niet meer zo'n oude omgebouwde bak die de NS ergens uit Roemenië had teruggehaald. We zaten bij de automatische schuifdeur naar het portaaltje. Daar hielden zich drie conducteurs op die probeerden te begrijpen hoe die deur werkte. Als je ervoor stond, ging-ie niet open en soms, als je wegliep, wel. Mijn reisgezelschap en ik konden onze ogen er niet van afhouden.
‘Als ik tegenwoordig naar Londen ga, neem ik de kanaaltunnel’, zei hij dromerig. ‘Geen gedoe met in de trein, in het vliegtuig, weer in de trein. Nooit meer vliegstress.’
‘Weet je wat ik zo gek vind?’ zei ik. ‘Nog niet zo heel erg lang geleden was vliegen het toppunt van luxe en gemak met wijn en lunch en op tijd aankomen en in nog geen vijftien jaar tijd is het een soort veevervoer geworden.’
‘Ik hoef geen lunch op weg naar Engeland’, zei mijn gezelschap gedecideerd.
Maar ik herinnerde mij dat je in de trein een liflafje kreeg toen de tunnel net open was. Altijd net als je de kanaaltunnel indook, want dat leidde de gedachten af van het besef dat we nu Onder De Zee reden.
‘De gouden tijd van het tunnelreizen’, zei mijn medereiziger, plotseling somber, ‘heeft maar een oogwenk geduurd.’
Het ontbrak er maar net aan dat we zeiden dat vroeger alles beter was.
Een van de conducteurs had inmiddels ontdekt dat de deur het bij lange mensen beter deed dan bij kleintjes. Hij wierp een verheugde blik op ons en wij glimlachten bemoedigend terug. Per slot van rekening zitten we allemaal in dezelfde trein en god weet dat geen van ons er iets aan kan doen. En we weten natuurlijk ook dat alles beter wordt. En nieuwer. En twintig procent extra. Er is geen einde aan de vooruitgang dan ons eigen einde.
Technologica
Service
Terwijl de hele wereld zich in een verblindende waas van vooruitgang bevindt, zit Marcel Möring te suffen op kilometerpaal nul.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2012/43
www.groene.nl/2012/43