De computerdokter die afgelopen week bij mij binnenstapte heeft zich spontaan aangemeld. Net zoals die onvergetelijke schoorsteenveger jaren geleden.
Hij kwam naar de kachel kijken, deelde hij mede, en ik liet hem zonder aarzelen binnen. Ik woonde nog maar net op mijn Amsterdamse etage, en liet de mogelijkheid open dat mijn nieuwe kachel weken na aanschaf automatisch een controleur liet verschijnen. Iemand die net als de meteropnemer het vanzelfsprekende recht had om binnen te komen en een blik te werpen op Zijn apparaat. Iemand van de gemeente, die je het vertrouwde gevoel gaf dat er over ons burgers wordt gewaakt, en vooral over de gevaarlijke apparaten waarmee we ons tegenwoordig omringen. Sullig bleef ik naast de kachel staan, terwijl de kachelcontroleur aan knopjes draaide en met twee dikke, vieze vingers over de lassen in de gasbuis wreef. Een vriendje van een vriendje had het ding aangesloten, dat mocht toch hopelijk wel, vroeg ik met de charme van een onschuldige, alleenstaande vrouw. De kachelmeneer keek op en wierp me een strenge blik toe. Zuchtend stond hij op. Even op het dak kijken, zei hij met veel autoriteit en beende de kamer uit.
Achteraf weet ik niet eens hoe hij op het dak is gekomen, en of hij er eigenlijk wel is geweest. Hij stommelde de zoldertrap op, en stond enige tijd later weer beneden. Als hij het niet dacht. Er moesten kapjes op de schoorsteen. Toevallig had hij er een paar meegenomen, hij ging ze meteen halen. Tweehonderd gulden kostten de kapjes, en daar kwamen een paar tientjes bij voor het kachelconsult. Ik betaalde, trouw aan de rol van hulpeloos vrouwtje die ik zelf was begonnen te spelen. Tegen de tijd dat ik zeker wist dat ik belazerd was, restte mij een smoezelig bonnetje met een onleesbare handtekening. Geen naam, geen telefoonnummer, geen bedrijf.
Nooit is er sindsdien een schoorsteenveger bij mij binnen geweest. ‘Is al gebeurd’, roep ik over het balkon als er zo'n type aan de deur staat. Het bedrag dat ik die ene keer heb betaald ontslaat me nog jarenlang van schoorsteenservice, is mijn onverantwoorde redenering. ‘Hoe lang geleden heb je dit ding gekocht?’ vroeg de computerdokter die op mijn werkkamer achter mijn multimedia-apparaat zat te zuchten. Quasi-oplettend was ik er bij blijven zitten. Nog altijd hulpeloos, maar intussen niet meer een vrouw alleen. De aanwezigheid van een vriend met een gezond wantrouwen jegens de aanbellende medemens zorgde ervoor dat ik deze onbekende man-in-huis geen seconde uit het oog liet. ‘Anderhalf jaar geleden’, antwoordde ik. ‘Dan heb je hem al afgeschreven’, berekende de computerdokter onnavolgbaar. ‘Moet je binnenkort gewoon een nieuwe kopen.’ Grootmoedig heeft hij nog wat gerommeld aan mijn afgeschreven zorgenkind. Mijn aanvankelijke teleurstelling bij zijn genadeloze diagnose maakte plaats voor optimisme toen hij wel degelijk het modem localiseerde die de jongen van de computerwinkel er anderhalf jaar geleden in heeft gezet. Was er toen maar spontaan een onderhoudsman aan de deur verschenen met dezelfde vaardigheden als deze wonderdokter.
Tegen de tijd dat mijn computer met de vuilnisman mee kan, ben ik er eindelijk achter hoe het ding werkt. Het was nog maar een eerste consult, zei de wonderdokter toen hij weer opstapte. Hij heeft me aangemeld op het Internet, en hij komt terug als de rekening is betaald. Dan komt hij persoonlijk de benodigde software binnenhalen. Ik moet maar afwachten wanneer. Hij heeft geen telefoonnummer achtergelaten. Alleen een onuitwisbare indruk. Ik voel me voorlopig weer in vertrouwde handen…
Rubriek
Servicemonteur
Twee uur lang is de computerdokter bezig geweest. Boven, in mijn werkkamer. Nee, het was niet iemand van de PC-Thuishulp. Die heb ik gebeld, maar mijn noodkreet op het antwoordapparaat van deze huis-aan-huisdienst heeft niet geresulteerd in een telefonische reactie, laat staan een persoonlijk consult.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/18
www.groene.nl/1997/18