Tien jaar geleden maakten de toneelspelers van ‘t Barre Land samen met Jan Ritsema Hamle’t. Een wonderschone verbeelding van wat er omgaat in het hoofd van Hamlet en zijn vermoedelijke schrijver, de dan 37-jarige Londenaar die wellicht William Shakespeare heet. Wat (her)leest Hamlet? Ovidius, Plutarchus, welke woorden-woorden-woorden, welke versie van Hecuba? En wat leest zijn geestelijke vader? Montaigne’s essays kent Shakespeare (als híj het schreef) al vóór de Engelse vertaling gedrukt wordt, want hij kent de vertaler persoonlijk. Welke eerdere versies van de Amleth-vertelling liggen er op zijn werktafel, hoe snel schrijft hij?
Hamle’t van ’t Barre Land was indertijd een exercitie in hardop nadenken over Hamlet. Blijvend nestelden zich op mijn 'harde schijf’ van toneelervaringen de zeven toneelspelers die alle teksten van alle rollen van elkaar konden overnemen, niet als estafettestokjes, maar als over en weer rollende gedachtespinsels en doodsoverdenkingen. Gesproken, gereciteerd bijna, in de taal van het duo Henkes & Bindervoet, dat meteen een vaste plaats in de eregalerij van Shakespeare-hertalers kreeg. De voorstelling was een merkteken in de Nederlandse toneelgeschiedenis. Niet door een gewild soort actualisering, dat was toen meer iets voor Theu Boermans, wel door de authenticiteit van de herlezing.
Nu we het daar toch over hebben, de wildwoeste Amerikaanse Shakespeare-herlezer Charles Marowitz (1934) onderscheidt in zijn boek Recycling Shakespeare vier categorieën Shakespeare-producties: conservative (‘Werktreue’ heet dat bij onze Oosterburen, ‘doods theater’ bij Peter Brook), moderate (beetje schrappen en schuiven, de basis blijft intact), radical, bijvoorbeeld Hamlet die zelf zijn vaders geest doet, Shylock als omhooggevallen voddenjood, als het maar sensueel en sensationeel is. En ten slotte: the lunatic fringe, waar dat ene stuk zich bemoeit met ander werk, waar moderne taal gemixt wordt met klassiek idioom. Of, zoals Marowitz ‘the lunatic fringe’ kort door de bocht samenvat: ‘Star Wars mixed with the Wars of the Roses’.
Een jaar na zijn Marowitz Hamlet van 1965 (bij de Royal Shakespeare Company onder Peter Brook) verscheen op het Edinburgh off-off Festival van augustus 1966 een andere lunatic fringe Shakespeare en wel het stuk Rosencrantz & Guildenstern are dead, meteen de doorbraak van schrijver Tom Stoppard (1937), binnen een jaar op West End en Broadway. Het was de achterkant van het stuk-der-stukken, met twee bijfiguren in de hoofdrol, met de toneelspelers van het toneelstuk-ín-het-toneelstuk als motor van de handeling, met een geschminkte knipoog naar Beckett en het Oost-Europese absurdisme.
Tien jaar na Hamle’t speelt ‘t Barre Land nu dit stuk. De kostuums van toen hangen in de nok boven de speelvloer, die er verder uitziet als de opslag van een toneelgezelschap, zeker als de beide achterdoeken omhoog of omlaag gehesen worden. Rechts voor is het eenvoudig plankier met primitieve voetlichten, links voor en midden de ruimte off stage, plek voor de techniek, repetitielokaal? Achter het kostuumatelier. Het eerste kwartier is voor het uitstel van opkomen, afwisselend van het centrale duo en de toneelspelers, allemaal ontboden. De Speler vat de lunatic fringe op voorhand samen: 'Wij doen de dingen op het toneel die af horen te gebeuren. Wat in zekere zin zuiver is, als je elke afgang ziet als een opkomst ergens anders.’
(wordt vervolgd)
Rosencrantz & Guildenstern are dead speelt 14 en 15 mei in de Toneelschuur Haarlem (023-5173910), 18 t/m 22 mei in Frascati Amsterdam (020-6266866)