Toen Bertolt Brecht in de jaren dertig begon aan zijn Hitler-pastiche De weerstaanbare opkomst van Arturo Ui wilde hij de titelrol, de gangster Ui, modelleren naar Richard van Gloucester uit Shakespeare’s schurkenstuk Richard III. Van dat voornemen zag hij snel af. De werkelijkheid is altijd honderd keer erger dan fictie. En Brecht kende als balling toen nog maar een deel van de verschrikkelijke feiten.
De Koeweitse regisseur Sulayman Al-Bassam, die op het Holland Festival zijn versie van Richard III toonde, zocht voor zijn project parallellen tussen de opkomst en ondergang van de laatmiddeleeuwse Britse vorst en zijn Iraakse evenknie Saddam Hoessein. Hij kende álle feiten. En de overeenkomsten tussen Shakespeare’s hinkepotende bultenaar en de Iraakse dictator bleken verbluffend. Maar ook Al-Bassam zag van zijn voornemen af: ‘Door te proberen een laag Richard op Saddam te leggen, doe je aan geen van beide geschiedenissen recht, want eigenlijk vertel je geen van beide tragedies. En wat nog gevaarlijker is: je loopt het risico de eigenlijke geschiedenis van de opkomst van een tiran als Saddam te bagatelliseren.’
Een eenvoudige doch voedzame redenering, die met de voorstelling in klinkende munt wordt uitbetaald. Vanuit een glashelder idee dat in één zin is samengevat. Al-Bassam: ‘Net als veel van Shakespeare’s tragedies biedt het moderne Midden-Oosten een pijnlijke overvloed aan voorbeelden van hoe je niet moet regeren.’ Mooi voorbeeld daarvan is een scène op ongeveer tweederde van het stuk: stedelijke en geestelijke autoriteiten halen Richard van Gloucester over om koning te worden, terwijl ze niet in de gaten hebben dat ze achter hun eigen rug om gemanipuleerd worden. In Shakespeare’s schurkenfarce is dat altijd een lastig moment, omdat wij nu geen idee meer hebben hoe de verhoudingen tussen de nobility (adel van geboorte), het regerend vorstenhuis, de kerk en de stedelijke bestuurders toentertijd lagen. Hier liggen die verhoudingen glashelder en ze worden schaamteloos getoond in een live uitzending van Al-Jazeera, waar de verheffing van Emir Gloucester tot King Richard voor de neus van iedereen bij elkaar geknutseld wordt, inclusief beroerd geschmierde mitsen en maren van de vals-bescheiden Emir (een glansrol van Fayez Kazak – in tijden niet een toneelspeler gezien die zo zinnelijk geniet van een schurkenrol). Meteen volgt een internetpeiling en dan blijkt de nieuwe Koning Richard de steun van 99 procent van de bevolking te genieten – een in het Midden-Oosten niet ongebruikelijk percentage. En dat ene procent? Dat zijn mensen die nog niet op internet zijn aangesloten.
Al-Bassams Richard III speelt zich af op een open speelvloer waar het publiek aan drie kanten omheen zit. Achterin een transparante wand die dienst doet als muur, spiegelwand, venster op een duistere wereld daarachter en groot beeldscherm. Voor in de vloer twee trappen die snelle opkomsten en afgangen van toneelspelers tussen het publiek mogelijk maken. Er zijn reeksen kleine vondsten die tot tekenende details worden. De ringtone op de gsm van minister van staat Hastings, een politicus die zeer hoog op de dodenlijst van Emir Gloucester staat, is de herkenningsmelodie van The Godfather. De karakteristiek die Richard van zichzelf geeft (‘I can smile and murder while I smile’) ligt hier in een gruwelijke glimlach bestorven op het gelaat van zijn eeuwige beul Ratcliffe, Bashar Abdullah, een clown die geen clown speelt en van wie ik mede daarom enorm heb genoten.
Dat Shakespeare’s Richard bang zou zijn voor vrouwen is hier niet aan de orde. De ene helft van de hem omringende dames is bezeten door duivelse geesten, jinns, en die ransel je er gewoon uit. De andere helft van het zwakke geslacht dient op lepe wijze te worden besprongen. Als Emir Gloucester de weduwe van zijn vorige slachtoffer in bed wil, mengt hij zich met een zwarte omslagdoek onder de rouwende vrouwen en begint in de stoet met verleiden. Je weet: die man deinst nergens voor terug.
Prachtige voorstelling, deze Richard III. Veel succes in het Westen; in de Arabische landen nog nauwelijks te zien geweest, dat weer wel. Die Sulayman Al-Bassam, onthoud die naam!