In het hoofdstuk «De ontwikkeling van recht en rechtsstelsels» wordt de lezer van het wrr-rapport Dynamiek in islamitisch activisme meegegeven «niet zo argwanend te zijn over islamisering van het recht». Wat kunnen wij, westerse sjabloondenkers, leren over het islamitisch recht in relatie tot mensenrechten en de positie van de vrouw?
De onderzoekers stellen dat het Westen rekening dient te houden met de uiteenlopende betekenis van de sharia. Het islamitisch recht kent grote interpretatieverschillen tussen rechtsscholen en regio’s in de wereld. Grofweg zijn er twee «scholen»: de klassieke die stelt dat de sharia alleen gebaseerd kan worden op de letterlijke tekst van de koran en de soenna, terwijl liberale of moderne interpretaties zich meer verwijderen van orthodoxe gedragsregels en wettelijke rechten en plichten. Het Westen kan volgens het rapport een constructieve bijdrage leveren aan een rechtsontwikkeling richting internationale maatstaven door liberale stromingen in moslimlanden te ondersteunen. Tegelijkertijd «hoeft het Westen niet terug te schrikken voor het bekritiseren» van schendingen van de mensenrechten onder de vlag van de sharia.

Dat klinkt obligaat. Landen waar het religieus recht daadwerkelijk wordt toegepast, zoals Saoedi-Arabië en Iran, zijn stoïcijns voor kritiek. Hier gelden de zogeheten hadd-straffen, de in de koran omschreven misdrijven en de daarvoor te hanteren straffen: amputatie, zweepslagen, steniging, doodstraf. Dat deze landen zich hebben gebonden aan de belangrijke mensenrechtenconventies, voortvloeiend uit de Universele Verklaringen voor de Rechten van de Mens van 1948, is slechts papierwerk.

De oproep om te zoeken naar positieve aanknopingspunten binnen de sharia wordt wel heel theoretisch als het gaat om familierecht. Dit is een zeer beladen onderdeel, want het betreft direct de inperking van vrijheden en fundamentele mensenrechten van de helft van de bevolking: de vrouwen. Het klassieke familierecht weerspiegelt patriarchale verhoudingen. De essentie is dat de vrouw de hoeder is van de eer van haar echtgenoot en diens familie. Dat resulteert in allerlei gehoorzaamheidseisen aan de man, zoals het niet zonder toestemming de echtelijke woning verlaten of geen «onzedig» gedrag vertonen. Een moslimvrouw is het verboden een niet-moslim te huwen, maar omgekeerd mag het wel. Mannen mogen maximaal vier vrouwen huwen. Een man heeft het recht om eenzijdig zonder opgaaf van redenen het huwelijk door verstoting te beëindigen. Een vrouw heeft geen recht om te scheiden. Deze archaïsche gender-verhoudingen gelden ook binnen liberale gemeenschappen, zij het veel minder strak toegepast.

De altijd weer aangehaalde vergelijking dat het tot voor kort in christelijke kring in Nederland met de positie van de vrouw ook niet best gesteld was – dat doen de onderzoekers op pagina 144 – gaat ten dele op. Het verschil is de strafmaat en de ruime wettelijke rechten van de moslimman. En bovendien: is met de ene misstand de andere goed te praten?

Toch stelt het rapport dat het familierecht kansen biedt tot verbetering van de positie van de vrouw. Kijk bijvoorbeeld naar recente hervormingen in Marokko. Aan de andere kant: een experiment in Canada tot het erkennen van de sharia, als gevolg van de Arbitrage Wet, pakte in de praktijk onnadelig uit voor vrouwen. Bij de interpretatie van conflicten in familierechtelijke sfeer domineerden daar in de rechtszaal de orthodoxe opvattingen. De invoering is vanwege de commotie niet doorgegaan.

Het wrr-rapport concludeert dat «wanneer veranderingen vanuit het eigen frame kunnen worden gelegitimeerd, men deze gemakkelijker zal aanvaarden dan wanneer deze worden opgelegd vanuit vreemde argumenten». Maar het stelt tevens: «Bewijs voor deze mogelijkheid kan natuurlijk niet worden gegeven, maar het lijkt wel aannemelijk.»

Er wordt weinig bewijs aangevoerd om aan te nemen dat er vanuit de sharia, die op zichzelf pluriform en flexibel is, veel aanknopingspunten zijn voor democratisering en mensenrechten. Het tempo van veranderingen is niet hoog en wordt telkens vertraagd door de invloed van conservatieve geesten.

En waarom lezen we niets over de vele feministische geluiden binnen de islamitische wereld? Moslima’s die krachtig pleiten voor scheiding van kerk en staat om minimale (mensen)rechten voor vrouwen te bewerkstelligen worden niet aangehaald. Het wrr-rapport is een studieboek, bedoeld om vanuit kennis minder angstvallig «de islam» te benaderen. De aangedragen feiten bieden echter eerder reden tot argwaan over de ontwikkeling naar islamisering van het recht. De goede bedoelingen om verdraagzaamheid te bevorderen ten spijt.