Medium commentaar 33 2016 20nos 20verslaggeving

Misschien komt het voort uit de zeer Nederlandse behoefte mensen bescheiden te houden, klein, dichtbij, die kop en dat maaiveld. Misschien dat we daarom vooral willen horen hoe normaal topsporters zijn gebleven, misschien dat daarom zoveel columnisten in de pen kropen om Yuri aan te moedigen nadat hij na een nacht van ‘gesponsorde Desperados’ naar huis was gestuurd – hij had toch zeker niets gedaan dat u en ik niet ook zouden doen op een gemiddelde zaterdagavond?

De paradox zou evident moeten zijn: wat wij doen op een gemiddelde zaterdagavond maakt ons buitengewoon geschikt om op zondagmiddag met het bord op schoot voor de tv te zitten, het maakt ons buitengewoon ongeschikt om naar Rio af te reizen.

De twee voornamen van de zomer van 2016 zijn Dafne en Ranomi – of tenminste: dat is het verhaal waarop de nos deze ‘Sportzomer’ heeft ingezet. Eind mei was er al kritiek dat zoveel actualiteitenrubrieken van de publieke omroep er vroeg in het seizoen mee ophielden, toen de nos de sportzomer afkondigde (als een staat van beleg). Dat commentaar was onterecht, verklaarden nos-programmabazen, alle actualiteiten konden moeiteloos in de sportrubrieken opgenomen worden. Hoe dat in de praktijk werkt, is nu dagelijks te zien als de Journaal-presentatoren in een huiskamerdecor tussen de gouden, zilveren en bronzen Jezusbeeldjes over de hernieuwde oorlogsdreiging op de Krim praten.

Nu hoeft dat geen afbreuk te doen aan degelijke journalistiek, maar wat tijdens deze Spelen gaandeweg steeds duidelijker wordt, is dat de nos van tevoren een verhaal heeft bedacht en weigert van dat narratief af te wijken, zelfs als de feiten daarom vragen. De hoofdrollen zijn gecast en heten Dafne en Ranomi, en alle onverwachte sportprestaties die de aandacht afleiden lijken soms met een zeker ongemak behandeld te worden, zoals sportprestaties van andere landen liever worden genegeerd. Het meest treffende voorbeeld was de interactie tussen oud-Olympisch kampioen Ellen en nos-presentator Henry op zaterdagavond. Dacht zij ook dat Dafne goud zou gaan pakken? Nee, zei ze. Een doodse stilte viel in de studio. Henry keek Ellen aan alsof ze haar auto net op zijn hond had geparkeerd. Henry herhaalde zijn vraag nog maar eens, want hij had het vast verkeerd gehoord. Verschillende sprintsters hadden dit jaar nu eenmaal veel harder gelopen, legde Ellen uit. Maar dacht ze dan niet dat Dafne veel vooruitgang had geboekt dit jaar? Daar heb ik geen zicht op, zei Ellen, wat duidelijk het foute antwoord was. Schut bleef zijn vraag net zo lang herhalen totdat Ellen maar zei dat op de honderd meter alles mogelijk was.

Wat mogelijk was, bleek een vijfde tijd van 10.90.

Het probleem is niet zozeer dat de nos onterecht aandacht aan Ranomi en Dafne besteedt (hun finales zaterdagnacht trokken bijna achthonderd-duizend kijkers, een record voor dat tijdstip), maar dat de sportjournalistiek onder druk staat. Dat was de conclusie van een groot onderzoek van NRC Handelsblad begin deze zomer. Sportclubs worden dichtgetimmerd met voorlichters, sportredacties worden kleiner en hebben minder slagkracht. De nos heeft met zijn enorme equipe in Rio een unieke uitzonderingspositie: daarom is het dubbel jammer dat die journalistieke equipe niet vrij over de velden gaat, maar dat de koers zo van tevoren al lijkt bepaald.