Wie Ariel Sharon rechts wil passeren, moet van goeden huize komen. Op de Likoed-conferentie van afgelopen zondag is het zijn grootste rivaal, oud-premier Benjamin Netanyahu, dan toch gelukt. Tegen Sharons advies steunde een schuimbekkende meerderheid van de afgevaardigden een motie van Netanyahu waarin de erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat voorgoed wordt uitgesloten.
Niet alle woorden wegen even zwaar, zeker niet in de context van de Israëlische politiek met zijn uitslaande retoriek en voortdurend vlottende machtsverhoudingen. Toch staat het sinds zondag zwart op wit: de grootste Israëlische regeringspartij is van mening dat een Palestijnse staat met alle rechten van dien onmogelijk is, vandaag zowel als morgen, of het nu is onder Arafat of onder enig ander gezag.
Sharon, die tegen het besluit had geadviseerd, zei na afloop dat hij het land zal blijven besturen volgens de principes die ik altijd heb verdedigd: veiligheid voor de Israëliërs en streven naar vrede. Zijn staat van dienst wettigt grote twijfel aan beide voornemens. Nog in april vorig jaar beloofde hij plechtig dat zijn regering nooit een nederzetting in bezet gebied zou ontruimen. Daarentegen was de ontruiming van het Palestijnse vluchtelingenkamp Jenin, die vorige maand op zijn gezag plaatsvond, dermate gewelddadig dat waarnemers in binnen- en buitenland spreken van een nieuwe oorlogsmisdaad, vergelijkbaar met de massamoord die Sharon in 1982 als legerleider liet plegen in de Libanese kampen Sabra en Shatila. De toedracht in Jenin is weliswaar nog niet door onafhankelijke waarnemers onderzocht, maar de Israëlische ooggetuigenverslagen zijn minstens zo huiveringwekkend als die van Palestijnse zijde. De Likoed-motie is zo mogelijk nog onheilspellender. De motie ademt de geest van Yigal Amir, de student die in 1995 premier Yitzhak Rabin vermoordde omdat hij van mening was dat de Palestijnen geen recht hebben op een eigen staat. Op deze Likoed-conferentie werd geen oorlogsmisdaad toegedekt, er worden nieuwe oorlogsmisdaden voorbereid, bij klaarlichte dag en voor het oog van de hele wereld.
Sinds zondag lijkt het land verder dan ooit vervreemd van de idealen van zijn stichter David Ben-Goerion, die een socialistische joodse staat wilde vestigen die in vrede leefde met zijn buren. Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 pleitte Ben-Goerion als een van de eerste Israëlische politici voor teruggave van de bezette gebieden een teruggave die volgens hem in elk geval zou moeten plaatsvinden, goedschiks dan wel kwaadschiks. Sindsdien heeft Israël nooit meer tegen een overmacht gevochten, het vocht enkel tegen zwakkere tegenstanders. De overwinningen van het Israëlische leger gingen gelijk op met een uitholling van het moreel van zijn troepen, dat in Jenin al zover bleek te zijn gezonken dat Israëlische soldaten autos en andere bezittingen van Palestijnen plunderden.
De tweede intifada, de zelfmoordaanslagen en de zinloze vergeldingsacties van Tel Aviv hebben eenzelfde uitwerking op de Israëlische samenleving als de Algerijnse opstand en alle daaruit voortkomende ontwrichtingen op het Frankrijk van de jaren vijftig. Het kan niet anders of een land dat zo lang in onmin leeft met zichzelf, zijn buren en een grote deel van de internationale gemeenschap raakt moreel en bestuurlijk verscheurd. Al sinds de Israëlische inval in Libanon in 1982 wordt er gespeculeerd over de mogelijkheid van een binnenlands gewapend conflict waarbij links en rechts, kolonisten en antikolonisten of joden van Oost- respectievelijk West-Europese afkomst elkaar naar het leven staan. De interne tegenstellingen in Israël lijken momenteel even onverzoenlijk als die tussen Israëliërs en Palestijnen. De Nederlands-Israëlische strategische expert Martin van Creveld, nooit verlegen om een onheilspellende uitspraak, ging een maand geleden zover te suggereren dat Israëlische soldaten elkaar te lijf zullen gaan als de meningsverschillen rond de bezettingspolitiek zich toespitsen en meer en meer refuseniks (soldaten die dienst weigeren in de bezette gebieden) in de gevangenis verdwijnen. Velen, onder wie onze hoofdredacteur Martin van Amerongen, hoopten sinds 1995 dat de moord op Rabin het land bij zijn positieven zou brengen. Maar misschien was hij toch het eerste schot in een komende Israëlische burgeroorlog.