BEIROET – In een variatie op het Animal Farm- adagium zijn tegenwoordig alle mensen gelijk, maar ministers en bewinds lieden, varkens of niet, zijn nog altijd gelijker dan anderen. Ariel Sharon zal dan ook goed slapen dezer dagen. Vandaag buigt de rechtbank van Brussel zich opnieuw over de vraag of de Israëlische premier vervolgd kan worden voor zijn leidinggevende rol in het bloedbad van Sabra en Shatila in 1982, waarbij zo’n vijftienhonderd Palestijnen werden vermoord. Maar dankzij de Congolose ex-minister Abdoulaye Yerodia en het Internationaal Gerechtshof in Den Haag lijkt de kans daarop uiterst klein.

Yerodia verklaarde tijdens een televisietoespraak in 1998 dat ‘Tutsi’s microben zijn die systematisch en met volharding uitgeroeid moeten worden’. In de dagen daarop slachtten leger en burgers twaalfhonderd Tutsi’s af in de Congolese hoofdstad Kinshasa en kort daarna benoemde toenmalig president Laurent Kabila Yerodia tot minister van Buitenlandse Zaken.

Net als Sharon, Saddam Hoessein, Fidel Castro en een handvol Afrikaanse leiders werd Yerodia bij onze zuiderburen aangeklaagd, omdat België in 1993 de ‘wet van universele competentie’ aannam. Deze stelt dat in geval van grove schending van de mensenrechten, waar dan ook ter wereld en door wie dan ook begaan, iedere Belgische rechtbank bevoegd is de zaak te beoordelen. Echter, naar aanleiding van het in april 2000 uitgevaardigde arrestatiebevel sleepte de Democratische Republiek Congo België voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, omdat strafvervolging in strijd zou zijn met het ongeschreven principe der diplomatieke onschendbaarheid.

Op 14 februari stelde het hof Congo in het gelijk en gooide daarmee de deur van nationale strafvervolging van grove internationale misdrijven in het slot. Volgens het Haagse hof is een minister in functie immuun voor alle activiteiten begaan voor of tijdens zijn bewind. Het hof is van mening dat vervolging slechts ingesteld kan worden nadat de minister is afgetreden, hetgeen betekent dat de Belgische justitie weer van voren af aan kan beginnen, want Yerodia is inmiddels minister af.

Wellicht staat de beslissing in het licht van het inmiddels opgerichte Internationaal Gerechtshof, dat zich speciaal gaat bezighouden met zaken als schending van de mensenrechten, volkerenmoord en oorlogsmisdaden. Maar dat lijkt, ondanks alle goede bedoelingen, een dood geboren kindje. Slechts zestig landen hebben het oprichtingsverdrag geratificeerd. Israël weigert te tekenen en ook de Verenigde Staten hebben officieel verklaard niet te zullen deelnemen, indien ook Amerikaanse burgers en officials onder de jurisdictie vallen. Sowieso mag het hof geen misdaden onderzoeken die vóór haar oprichting plaatsvonden.

België wordt als rechter van de wereld waarschijnlijk het kind van de rekening. Steeds vaker hameren Belgische politici en magistraten er dan ook op dat in plaats van als enige uit te gaan van universele competentie men beter de rest van Europa overtuigt een soortgelijk beleid te voeren. Maar de EU is daartoe niet geneigd. Gezien het huidige politieke klimaat en het feit dat Sharon de zeer gerespecteerde minister-president van Israël is, lijkt de kans op vervolging voor de slachtpartij in Sabra en Shatila dus minimaal.