Zelfs toen hij al was veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf bleef Sherkhan Farnood pokeren. ‘Dan werd hij geëscorteerd naar een pand in Kabul dat hij speciaal voor pokeravondjes had gekocht. Drie pick-ups vol bewakers. Gewone agenten en mannen van de Afghaanse inlichtingendienst’, zegt een pokermaatje dat als westers adviseur jarenlang met hem speelde over de telefoon. ‘Om zeven uur ’s ochtends vonden ze het welletjes en namen ze hem weer mee.’ Er waren avonden dat er meer dan honderdduizend dollar op Farnoods speeltafel lag. En dat terwijl hij officieel een gevangenisstraf uitzat wegens een bankfraude van bijna negenhonderd miljoen dollar. ‘In het spel was hij eerlijk; een gentleman’, zegt zijn pokermaatje. ‘Als wij speelden klopte de bank altijd.’

Sherkhan Farnood won eens een internationaal toernooi aan een tafel vol vermaarde spelers en streek ruim 140.000 dollar op en een onder pokeraars fel begeerde World Series of Poker Bracelet. In Afghanistan wordt hij echter herinnerd wegens de ineenstorting van Kabul Bank, die hij in 2004 had opgericht, met als minderheidsaandeelhouders onder anderen Mahmoud Karzai (broer van de president) en Haseen Fahim (broer van de machtigste krijgsheer en tevens vice-president). Mede dankzij hun invloed werd Kabul Bank de instantie die de salarissen van politieagenten, militairen en onderwijzers, gefinancierd door de donorlanden, mocht uitbetalen. Miljarden dollars stroomden via de bank naar het overheidspersoneel. Tot 2010, toen de fraude aan het licht kwam, verdween daarvan 861 miljoen dollar in de zakken van negentien personen en bedrijven uit de Afghaanse elite, onder wie Farnood zelf, en zijn voormalige lijfwacht Khalilullah Ferozi, die hij tot ceo had benoemd. Toen een run op de bank ontstond moesten financiële injecties van donorlanden de Afghaanse economie redden.

Die wankelt, hoe dan ook, legde de econoom Hamidullah Noor Ebad me eens uit in zijn werkkamer aan de Kabul Universiteit. Het was eind 2013, vlak voor de terugtrekking van bijna alle buitenlandse troepen. Wegens de onveiligheid begonnen ook internationale organisaties die veel Afghanen van werk voorzagen hun biezen te pakken.

‘Nu verliest onze middenklasse haar inkomen. Zij vormt de motor van de economie.’
‘Wat te doen?’ vroeg ik.
‘Zo snel mogelijk de oorlog beëindigen’, zei de professor.
‘Hoe dan?’
‘Ik weet het niet’, zei hij. ‘Maar we zijn verloren zijn als de wereld ons nu in de steek laat.’

Het waren de nadagen van Farnoods pokeravondjes. In oktober 2014 liet de nieuwe president Ashraf Ghani het proces tegen hem en Ferozi heropenen, nu met vijftien jaar opsluiting in een streng bewaakte militaire gevangenis en boetes van honderden miljoenen dollars als uitkomst. Maar vrijwel al het geld was verdwenen.

Donorlanden moesten Afghanistan redden

Een kapotte economie en een oorlog die al woedt sinds de sovjetinvasie in 1979: de uitzichtloze situatie van Afghanistan raakt ons nauwelijks meer. Misschien maakt het verhaal van Mirwais iets los. Hij was tolk bij Nederlands geheimste eenheid: het Korps Commandotroepen. We raakten aan de praat op een stoffige militaire basis in een afgelegen deel van Uruzgan, dat op zichzelf al een van de meest afgelegen provincies van Afghanistan is. We kregen het over geld. ‘Defensie betaalt mijn salaris, maar ik zou dit werk zo gratis doen’, zei Mirwais. Ik wist niet wat ik hoorde, want er bestaan weinig gevaarlijker betrekkingen dan vertaler zijn tijdens aanvalsmissies van commando’s in Taliban-gebied. Daarom droeg Mirwais ook een automatisch geweer, in tegenstelling tot ‘lokale’ legertolken. ‘Ik doe dit niet voor het geld. Ik doe dit uit dankbaarheid. Nederland heeft mijn familie opgenomen toen we moesten vluchten. Anders zouden we aan de bedelstaf zijn geraakt of vermoord.’

Mirwais’ familie vluchtte rond 1992, net als het merendeel van de 44.000 Afghanen in ons land, toen het communistische regime werd verdreven door een jihad van nietsontziende moedjahedien. Een oorlog die veel weg heeft van de wrede jihad die de Taliban nu voeren tegen de democratische regering. Bijna twintig jaar na zijn vlucht keerde Mirwais terug naar zijn land. Maar wat kon hij doen? Het was er te gevaarlijk om te wonen en te corrupt om te investeren. Dus voerde hij er oorlog, uit dankbaarheid. Dát is uitzichtloosheid.

Het is een aloude, naargeestige oorlogswet dat er pas vrede wordt gesloten als een van beide partijen aan stukken is gescheurd, of als de belligerenten zo murw zijn dat ze geen winst meer kunnen behalen. Meestal als ze elk ongeveer de helft van het grondgebied beheersen. Dat is inmiddels, na zestien jaar vechten, het geval in Afghanistan: de regering controleert nog maar 56 procent van de districten.

En zie: er lijken vredesonderhandelingen op komst. Gezanten van de Taliban zouden met onderhandelaars van de VS hebben gesproken, en dat is een doorbraak. De Taliban wilden voorheen slechts met de Amerikanen praten over hun terugtrekking. De VS wezen bilaterale gesprekken met de Taliban echter jarenlang van de hand omdat ze niet in het land zijn als bezettingsmacht, maar op uitnodiging van de gekozen regering in Kabul. De oorlogsmoeheid is echter nog steeds niet ingetreden. Nederland heeft zijn trainingsmissie (honderd man) verlengd tot 2021 en uitgebreid met zestig commando’s die binnenkort hun Afghaanse evenknieën gaan opleiden.

Intussen schiet volgens een recent Amerikaans rapport (SIGAR, mei 2018) de aanpak van fraude te kort, ondanks jarenlange inspanningen. Corruptie tiert welig in Afghanistan. Ook nu Sherkhan Farnood, die onverstoorbaar poker speelde op de rand van de vulkaan, met ’s lands kapitaal als inzet, er niet meer is.