Het is nog steeds een gekoesterd reisboek: Amerika, Amerika van Jan Donkers, uit 1982. Vooral de beschrijving van zijn ontmoeting in de lift van het Chelsea Hotel in New York met een ruziënd stel is me altijd bijgebleven. Hij gestoken in een oranje parachutepak, behept met een duivelse blik en gehuld in een onverdraaglijke ziekenhuislucht, zij helblond, in ‘huidstrakke’ tijgerbroek en met blauwe plekken in het gezicht (kwestie van domestic violence of gewoon punk-make-up?). Boven op hun koffers een gouden plaat, Never Mind the Bollocks. Aha! En inderdaad, een paar dagen later ziet Donkers in zijn hotelkamer op het nieuws hoe een verdieping lager Sex Pistol Sid Vicious wordt afgevoerd nadat hij zijn vriendin heeft doodgestoken. Het levert een mooi, een tikkeltje ironisch, verhaal op. Kwestie van juiste moment, juiste plek? Vooral juiste observant.
Het mooie, en ook licht ironische, van het schrijfinstructieboekje Reisverhalen schrijven, van de hand van dezelfde Jan Donkers, is dat hij erg de moed erin houdt voor al die aspirant reisschrijvers (‘Wees goed voorbereid, vorm een zo duidelijk mogelijk idee van waar je naar op zoek bent’), en er tegelijkertijd geen geheim van maakt dat het vooral aankomt op zoiets ongrijpbaars als ‘goed schrijven’ en, nog ongrijpbaarder, een schrijver te zijn ‘met wie je graag meereist’. Met dat laatste citeert hij Emile Brugman, de baas van Atlas, de Nederlandse uitgeverij die de meeste – literaire – reisboeken uitgeeft, tevens de man die Donkers’ vraag of hij potentiële reisauteurs zou aanraden meer van illustere voorgangers als Gellhorn en Theroux te lezen, beantwoordt met: ‘Ik zou ze aanraden: geniet van je vakantie en schrijf niks op.’
Zoals de beginnende romanschrijver denkt zijn potentiële lezers onmiddellijk bij de lurven te hebben door zijn hoofdpersonage in het eerste hoofdstuk wakker te laten worden, op te laten staan, de gordijnen open te laten schuiven en te laten constateren dat het regent, kun je er vergif op innemen dat de gemiddelde beginnende reisschrijver zijn relaas begint op Schiphol en dat de vlucht vertraging heeft. Niet doen, instrueert Donkers geduldig. Zijn devies: schrijf vooral datgene op wat in dienst staat van je verhaal.
Donkers – zelf bij uitstek degene met wie ik graag meereis, of hij nu naar de Machu Picchu afreist of de pont neemt naar Amsterdam-Noord – maakt in zijn instructies op een nuchtere manier duidelijk dat sinds jan & alleman de aardbol bereist het er steeds meer op aankomt wát je wil vertellen en hóe je dat doet. Een open blik, oprechte nieuwsgierigheid, en de tijd nemen, daar begint het allemaal mee. En dan ook nog ’s een verhaal kunnen schrijven waarvan je wil weten hoe het afloopt. Het lijkt wel echte literatuur.