Dus bladert hij terug, dwingt zich geïnteresseerd te zijn in andere artikelen, de bladzijde om te slaan en aan het eigen artikel te beginnen als domweg aan een willekeurig volgend stuk. Onmogelijk natuurlijk, en bij elke verdere poging die Proust onderneemt begint hij nog meer te lijken op Mr. Bean, die in z'n eentje aan een restauranttafeltje verrukt zijn zelfgeschreven verjaardagskaart opent.
Toch voel ik me bij die passage ook wel betrapt. Ik doe het namelijk ook.
Ik kan het niet helpen. Ongetwijfeld zal ik het ook met deze column doen. Ik zal me vermommen als een doodgewone lezer van dit blad. Ik zal me als u vermommen, en eerst Opheffer lezen, dan Hofland, dan in de Dichters & Denkers wat recensies lezen om dan - o, wat is dit… eens kijken… Aha, Proust… goede dingen over gehoord… Figaro, Mr. Bean, juist… - en ten slotte tuimel ik toch weer m'n eigen tekst binnen.
Het is een beroepsdeformatie, maar een noodzakelijke. Schrijven is namelijk maar een heel miniem onderdeel van het schrijven. Een veel groter deel van de tijd is de schrijver aan het lezen. Eindeloos z'n eigen tekst teruglezen, het mechaniek doorlopen, de voorstelling laten afdraaien, als voor een vreemde. De enige zinvolle manier om je eigen werk te lezen is door te veranderen in iemand die van niets weet. Terwijl je juist de enige bent die alles weet. Zie hier de mentale spagaat.
Er zijn technieken om die uit te voeren, maar vooralsnog blijft het behelpen. Wat tijdelijk helpt is het lettertype veranderen. Van schreefloos naar schreefvol en omgekeerd. Uitprinten werkt ook. Tijdelijk. Wegleggen ook. De boel naar een druk café meenemen ook. Of een variant op de Marcel Proust-methode: eerst wat in het werk van andere goden lezen en met dezelfde quasi-verstrooidheid je eigen zinnen betasten - goed, en wat hebben we hier… mwah… o… ha, dit is toch niet onaardig… van wie is het eigenlijk? O, echt? Nou nou nou, wie had dat gedacht, kijk eens aan…
Als je een tijdje in het buitenland bent geweest zijn er altijd die rare eerste minuten op snelwegen of stations, met hun idioot heldere blauwe naamborden, hun exotische reclames, hun joviaal-frivole informatievoorziening. Thuis heeft het huis ineens een geur, de piano een galm en het bed geriefelijkheid. Allemaal tijdelijk. Zodra je jas aan de kapstok hangt is het hele huis onzichtbaar, spoorloos opgelost in de materiële achtergrond van je bestaan, als een droom die verkruimelt bij de dagenraad.
Zo moet het eigen werk gelezen en geredigeerd worden, in dat wankele schemerduister van een vermeende eerste blik, in die anderhalve seconde dat het opgetild is uit de taaie ingereden smurrie op het eindeloos vaak afgelegde traject. Vooral de eerste pagina is wat dat aangaat hopeloos, omdat je die het vaakst leest: telkens wanneer je het document openklikt.
Ik geef onmiddellijk toe dat het net zoiets is als masturberen met je linkerhand zodat het ‘net is alsof iemand anders het doet’. (Giphart, dacht ik, of een andere smeerlap.) Maar weet u iets beters? Nee, dat dacht ik al.
Lezen als iemand anders dus. Als een linkerhand. En daar komt nog iets bij, sinds ik vorige week in The Guardian las welke vraag Jeanette Winterson zich altijd stelt bij het lezen van fictie. ‘There is a simple test: Does this writer’s capacity for language expand my capacity to think and to feel?’
Ik voelde meteen een nijdige steek van jaloezie om die Winterson, die het ook nog eens in dat compacte Engels van haar mocht formuleren. Zij zegt uiteraard exact waar het om gaat en hoe het is. Met literatuur verplaats je je in het bewustzijn van een ander, waardoor dat van jezelf ruimer wordt.
Er is een simpele test: vergroot het taalvermogen van deze schrijver mijn denk- en voelvermogen?
Simpel, maar op eigen werk nog lastiger toe te passen. Niet alleen moet je een ander worden, maar dus ook nog eentje met een kleiner denk- en voelvermogen dan jijzelf, die al dat briljants immers schreef en daarom al vermogend zat is.
Dat is Mr. Bean die niet alleen z'n eigen verjaardagskaart opent, maar ook een zooi surprises met gedichten en een sinterklaaszak vol pakjes. En die er tegelijkertijd bij masturbeert met z'n linkerhand.
Commentaar
Simpele test, maar lastig
Er is een vermakelijke passage bij Proust, waarin hij ‘s ochtends de krant leest, met een stuk van hemzelf erin. Zodra hij op zijn eigen artikel stuit, doet hij een poging om het te lezen alsof er niet 'Marcel Proust’ onder staat, maar een willekeurige andere naam. Ineens is hij zich er hevig van bewust dat dit stuk in Le Figaro op dit moment in talloze kamers in Parijs wordt gelezen, en hij wil het als een van die lezers tot zich nemen, niet als auteur.