De journalistieke carrière van Harold Evans, de befaamde hoofdredacteur van The Sunday Times die op 92-jarige leeftijd is overleden, begon op een strand in Noord-Wales. Het was aan het begin van de Tweede Wereldoorlog toen de twaalfjarige Harold een strandwandeling maakte met zijn vader. Ze kwamen op een afgelegen strook die vol lag met uitgebluste jongemannen. Nieuwsgierig geworden maakte zijn pa, treinmachinist van professie, praatjes met deze opmerkelijke strandgasten. Hij ontdekte dat het Duinkerken-veteranen waren. Terwijl de kranten hadden gesproken over een geweldige ontsnapping kwam zijn vader er al vragend, en sigaretten uitdelend, achter dat de ware verhalen minder prozaïsch en heldhaftig waren.

In zijn autobiografie Paper Chase: The Stories of Vanished Times schrijft Harold Evans dat hij de journalistieke werkwijze van zijn ongeschoolde vader met een combinatie van gêne en bewondering gadesloeg. In zijn hoofd rezen allemaal vragen. Waarom schreven de kranten het ware verhaal niet op? Hoe werkt zoiets op een redactie? Vanaf die middag aan de Ierse Zee in Rhyl wist de jonge Evans dat hij journalist wilde worden, en bij voorkeur hoofdredacteur. Een kwart eeuw later werd de Noord-Engelse arbeiderszoon aangesteld als editor in chief van The Sunday Times. Hij bracht de ingedutte zondagskrant tot leven en groeide uit tot de belangrijkste journalist van zijn generatie.

Het levensverhaal van Evans is een aparte versie van de uitdrukking ‘van krantenbezorger tot miljonair’. Hij groeide op in een arme buitenwijk van Manchester, met ouders die het toonbeeld waren van zelfverheffing. Zijn vader begon met het schoonmaken van treinmotoren en eindigde op de bok. Daar stuitte hij op het glazen plafond van de klassenmaatschappij, ondanks het feit dat hij een rekenwonder was. Evans’ moeder begon op een dag met het verkopen van ijsjes in de voortuin, en binnen een paar jaar was het huis deels omgetoverd tot mini-supermarkt. Harold, de oudste van vier zoons, had eenzelfde drang tot zelfverbetering en besloot na het verlaten van de school, tussen de aankomende secretaresses, een typediploma te halen.

Dat kwam hem goed van pas toen hij op zijn zestiende leerling-journalist werd bij de Asthon-under-Lyne Weekly Reporter, als schrijver van berichten over bruiloften en hondenshows. Hij leerde het journalistieke handwerk, door de straat op te gaan om te zoeken naar verhalen. Bij zijn eerste ontmoeting met de uitgever vertelde hij elke dag twintig kilometer naar het kantoor te fietsen. ‘Hoeveel spaken heeft een wiel?’ vroeg de man. De les: stel altijd vragen. Objectiviteit was heilig voor de krant, die veel respect genoot in de gemeenschap, maar bij een verhaal over een zieke oorlogsveteraan die in armoede leefde, liet Evans zijn woede doorschemeren. Dit was zijn voorzichtige debuut als campagnejournalist.

Vanaf die middag aan de Ierse Zee wist de jonge Evans: ik word journalist

Na deze doop in de journalistiek vervulde hij zijn dienstplicht in de luchtmacht, waarbij veel tijd op ging aan het hoofdredacteurschap van een magazine voor militairen. Op de universiteit van Durham, waar hij economie en politiek studeerde, leidde hij een studentenblad. Na te hebben gewerkt als eindredacteur bij de Manchester Evening News kreeg hij de kans om de Northern Echo te leiden. Bij deze regionale krant voerde hij, tevergeefs, campagne om een valselijk van moord beschuldigde man van de galg te redden. De strijd voor rechtvaardigheid zou de rode lijn worden in zijn journalistieke loopbaan.

Zijn gloriejaren beleefde hij bij de The Sunday Times. Evans’ eerste triomf was de ontmaskering van Kim Philby, een van de vier Cambridge Spies. Daar ging een enorm puzzelwerk aan vooraf, moeilijk gemaakt door mensen in goede kringen die deze charmante man wilden beschermen. Ook legde de krant onder zijn leiding bijvoorbeeld de wandaden bloot waar Britse militairen zich aan hadden bezondigd in Noord-Ierland, zozeer dat de krant de ‘IRA Gazette’ werd genoemd.

Hoewel de zondagskrant trouw de Conservatieve Partij bleef steunen, gaf de uitgever Evans alle ruimte voor kritische onderzoeksjournalistiek. Hoogtepunt waren de onthullingen over thalidomide, een medicijn dat werd voorgeschreven tegen zwangerschapsbraken maar bleek te leiden tot handicaps bij baby’s. Tot aan het Europese Hof vocht Evans voor compensatie voor moeders. Zijn succes leidde ook tot een dandy-achtige ijdelheid. Toen de Private Eye hem ‘Dame Harold Evans’ begon te noemen, sleepte hij het satirische blad voor de rechter wegens smaad. Hij kreeg smartengeld. Tussendoor schreef hij Editing and Design, dat nog steeds een leerboek is voor studenten journalistiek. Aan de droombaan kwam een einde toen Rupert Murdoch eind jaren zeventig zowel The Times als The Sunday Times overnam.

Evans werd hoofdredacteur van The Times, wat slechts een jaar zou duren. Hij merkte dat de privaat geschoolde redacteuren vanwege zijn afkomst op hem neerkeken. Daarnaast viel zijn kritische houding jegens de regering-Thatcher niet goed bij de nieuwe baas. Op de dag dat hij terugkeerde van de begrafenis van zijn vader werd hij ontslagen. Hij ‘vluchtte’ naar New York, waar zijn tweede vrouw, Tina Brown, hoofdredacteur werd van Vanity Fair en later van The New Yorker. Evans beleefde een tweede carrière als uitgever. Hij publiceerde onder meer (auto)biografieën van Richard Nixon, Colin Powell, Norman Mailer en Barack Obama.

Sir Harold laat Tina Brown achter, met wie hij twee kinderen had, naast drie kinderen uit zijn eerste huwelijk.