A Hustler’s Diary is de titel van een Zweedse film die deel uitmaakt van het International Film Festival Rotterdam. In dit tweede werk van regisseur Ivica Zubak werkt de sociale gespletenheid op verschillende vlakken in: Metin is een kleine crimineel van Turkse komaf die de gevaarlijke straten van een Zweedse stad van binnenuit kent. Hij is een sjoemelaar pur sang. Hij verdient zijn geld met het in opdracht van een criminele organisatie intimideren van mensen en met het jatten van alles wat los en vast zit. Hij woont nog bij zijn moeder; zo kan hij immers nog voor haar zorgen. De crisis komt wanneer Metin tegen wil en dank in contact komt met de hogere echelons van de maatschappij, met de ‘zachte’ wereld van uitgevers, vormgevers en onderwijzers.

Heel slim speelt regisseur Zubak met ‘perspectief’; het is net alsof hij weet dat de identiteit van de kijker zal bepalen hoe er naar zijn film wordt gekeken. Het is goed denkbaar dat iemand ‘van de straat’ anders naar A Hustler’s Diary zal kijken dan, pak ’m beet, een filmjournalist. Over ‘polarisatie’ gesproken. Het gevolg is confrontatie, en die is voelbaar in Zubaks film.

© IFFR
© IFFR
© IFFR

Vanwege de perspectief-kwestie is het aanvankelijk moeilijk vast te stellen of Metin held of antiheld of simpelweg scumbag is. Hij schuwt geweld niet; hij is bijzonder onaardig voor iedereen die hij tegenkomt; hij lijkt geen enkele morele code te volgen behalve datgene wat ‘op straat’ voor zoiets doorgaat. En toch is er iets wat hem met ‘ons’ verbindt, dat wil zeggen met wie niet gewend is kopstoten uit te delen als hij zijn zin niet krijgt, en dat is het dagboek uit de titel.

Metin is heimelijk een dromer. Op zijn kamer schrijft hij alles op wat hij dagelijks meemaakt, compleet met de echte namen van de betrokkenen. Daarnaast wil hij graag acteur worden. Wanneer hij na een auditie bij een toneelschool zijn dagboek per ongeluk laat liggen, valt dat in handen van een docente. Die gaat erin lezen. Zo gecharmeerd is ze van Metins rauwe bestaan dat ze het dagboek aan een bevriende uitgever laat zien die het meteen wil publiceren. Metin is razend. Publicatie zou zijn dood betekenen, aangezien de gangsters voor wie hij werkt de publieke aandacht allerminst op prijs zouden stellen.

A Hustler’s Diary werkt het best als satire, en wel op momenten waarin de mores van zowel de culturele elite als de straatcriminelen op de hak worden genomen. Metins uitgever (pony, bril, zwarte polotrui) is bijvoorbeeld even meedogenloos als het gaat om het creëren van publiciteit voor het boek als de vrienden van Metin die hem als een blok laten vallen uit angst dat hun criminele activiteiten aan de grote klok worden gehangen. Zo blijkt de maatschappij aanzienlijk minder ‘gepolariseerd’ of ‘gespleten’. Aan beide kanten bevinden zich mensen gedreven door angst en onzekerheid die zich wenden tot sjoemelen. Daarmee vervalt de grens tussen de gangsters en de culturele elite.


Te zien op het IFFR, van 25 januari tot 5 februari