
Dit reliëf van ivoor is nu iets vergeeld maar ooit, toen het met onvoorstelbare toewijding gesneden werd, was het nog helder wit. Het ding was klein toen ik het zag, ongeveer 8,5 centimeter hoog en iets minder breed. Omdat het er zo uitzag als een betoverend miniatuur viel het mij op – geconcentreerd uitgelicht in een moderne vitrine van dik glas. Het was een intiem theater. Dat licht van fluweel streelde het reliëf. De lijnen en hun schaduwen zagen er als pastel zo zacht uit. Het kleine tafereel trok mijn aandacht omdat het klein was en gesneden en gekrast met geduldige verfijning. We zien een voorstelling van de Vlucht naar Egypte. Het was Jozef in een droom aangezegd (Mattheüs 2) dat hij met zijn vrouw en pasgeboren zoon Jezus uit Bethlehem een goed heenkomen in Egypte moest zoeken om aan Herodes, vorst in Jeruzalem, te ontkomen. Dat was net op tijd. Toen zijn soldaten de boreling (die de koning van de joden zou zijn) niet konden vinden, gaf Herodes opdracht daar in Bethlehem en omgeving dan maar alle jongetjes tot twee jaar om te brengen.
Dat was gruwelijk. Maar wat we nu zien is bijna een idylle. Van rechts komt, zijdelings op een ezel gezeten, Maria in beeld. Op haar schoot zit Jezus. In verhouding is de baby natuurlijk te groot. Zijn moeder, kunnen we zien, heeft hem vast bij de heupen zodat hij koninklijk rechtop zit. Die manier van vasthouden is ook pontificaal: eigenlijk vertoont ze haar bijzondere kind. Boven of achter het hoofd van het kind is een halo te zien, met de uiteinden van een kruis. Jezus is dus al in vol ornaat als Heiland. Hun opkomst, van rechts, is tegen onze leesrichting. Ze komen ons tegemoet, dat is de subtiele suggestie van beweging. In die ordening zit Maria, zo te zien, ook achter haar zoon die de duidelijke hoofdpersoon is. Over de rug van de ezel liggen overvloedig dekens en kleden. Jezus en zijn moeder zitten daar als op een troon.
Om voor die heel statige opstelling meer zichtruimte te maken, laat de ezel zijn kop naar beneden zakken alsof hij buigt. Daardoor maakt hij tegelijk ruimte voor de rustig voortschrijdende gestalte van Jozef. Dit ivoren paneeltje is vermoedelijk rond het jaar 1200 gemaakt in Bamberg. De stijl is nog niet gotisch maar een soort romaans. Dat wil zeggen, de algemene opzet van het tafereel en de detaillering van bijvoorbeeld lichaamshouding en kleding dragen veel sporen van laat-antieke dus Romeinse vormgeving. De figuren zijn slank van houding. Romaanse vormen zijn plomper in volume en contour.
Jozef is hier dan ook niet de wat sjofele timmerman die we in latere versies van de Vlucht naar Egypte zien toen beeldende kunst realistisch en anekdotisch was geworden. Deze Jozef is gekleed als een laat-Romeinse hoogwaardigheidsbekleder in een soort elegant geplooide toga. Op zijn hoofd draagt hij een soort mijter (althans iets deftigs). Hij lijkt een bisschop, lees ik, statig met in zijn rechterhand een staf. Zo staat hij op het punt de drempel van een Egyptische stad te betreden en aan de teugel de ezel met de heilige familie ook daar binnen te loodsen. Dit is het eind van de reis. Recht langs de rand van het paneel zien we van rechtsonder iets slanks omhoog gaan. Dat is een boom die naar boven toe naar binnen buigt en zich verbindt met nog een boom in het midden die dan naar rechts buigt. Daar ontstond in de verbeelding van deze grote ivoorsnijder een boog en een guirlande van ornamenten. Die kennen we uit de architectuur. Zulke arabesken waren ooit transformaties van vruchten en bloemen. Hier zijn het opnieuw vruchten, appels misschien. Het gezelschap lijkt te voorschijn te komen vanuit een bos of een boomgaard. Jezus is een kind en kan het niet laten in het voorbijgaan een appel te plukken. Hij bijt erin en door die draaiende beweging van zijn kleine hoofd ontstaat er, tussen de zwijgende en symmetrische koppen van zijn vader en moeder, iets heel levendigs in zijn gezicht. Daar zien we dat deze naamloze kunstenaar een alert kijker was. ‘Zo verslagen de afgodsbeelden in Egypte uit de ramen vallen als Christus nadert.’ Dat zegt de Latijnse tekst onder in beeld. Dat moet je niet alleen geloven, je moet het ook kunnen zien.
PS: Ik zag dit ivoren kleinood, dat zich normaal in het Bargello-museum in Florence bevindt, in een prachtige expositie in Paderborn. Zie de fraaie catalogus: Wunder Roms im Blick des Nordens, Paderborn Aartsbischoppelijk Museum 2017, bij Michael Imhof Verlag verschenen