«Portugezen als slaaf behandeld in Nederland», kopte de Jornal de Notícias van zondag 8 februari. Het sensatieblad O Crime deed er nog een schepje bovenop: «Leven in het inferno van Holland». Het regent gruwelverhalen van Portugese seizoensarbeiders over hun ervaringen in Nederland.

Neem de lotgevallen van Joaquim en Nuno Nunes en hun zwager José Ribeiro uit Penafiel, in de buurt van Porto. Ze besloten vorig jaar hun schamel betaalde banen als bouwvakker dan wel taxichauffeur in hun vaderland op te zeggen en meldden zich aan bij een rekruteringsbureau in Fafe. Een vriendelijke dame stelde ze drie duizend euro in het vooruitzicht voor twee à drie maanden werken als inpakkers van kippenvlees. Voor de reis per busje naar Nederland rekende het bedrijf 175 euro de man, af te houden van het eerste salaris. Voor onderdak en eten zou worden gezorgd. Medio november arriveerden de drie in hun gedroomde Eldorado in Brabant. Ze kregen hun eerste schrik toen ze hun accommodatie zagen. Nuno: «Het stikte er van de kakkerlakken en alle soorten ongedierte. De kleine keuken werd ook gebruikt als toilet.»

Iedere dag werden ze om vijf uur in een busje naar de fabriek gereden, waar ze de hele dag werden opgesloten. De werkdag duurde tot negen uur ’s avonds, met een kwartier pauze in de ochtend en een half uur voor de lunch. In de fabriek werkten zestig Portugezen. Na twee weken werken ontvingen de drie hun geld. Naast de aftrek van de 175 euro reiskosten bleek ook afdracht voor verblijf verplicht. Bleef over: 35 euro de man.

De fabriek had een Nederlandse eigenaar en een groep Turkse bewakers die niet van de zijde van de arbeiders weken. Het pand werd voortdurend bezocht door de vreemdelingenpolitie, aldus de gebroeders Nunes. Maar hun werd te verstaan gegeven dat ze de mond dicht moesten houden en niet klagen, anders zou hun nek worden gebroken. ’s Avonds mochten ze hun kleine kamer niet verlaten. Eind december 2003 ontvingen de Portugezen eindelijk hun geld. Ze hadden inmiddels schoon genoeg van de kippenfabriek en wilden Nederland verlaten om hun geluk te zoeken in Zwitserland, waar ze familie hadden.

Op een dag gingen ze naar het dichtstbijzijnde treinstation om te informeren naar de prijs van een treinkaartje. Onmiddellijk kwam de opzichter met een stel zware jongens aan zijn zijde naar het station. José: «Ze pakten ons vast en brachten ons naar het kantoor. Ze sloegen ons met een ijzeren doucheslang. Nuno raakte gekneusd aan zijn ribben. Ze pakten alles van ons af, documenten, identiteitskaarten, en al het geld. Ze dwongen ons een contract te tekenen waarmee we ons zouden verplichten nog een half jaar voor ze te werken, op straffe van een boete van 7500 euro. We werden nu altijd opgesloten gehouden en kregen nauwelijks te eten. We dachten dat we het niet zouden overleven.»

Ook de hele maand januari werkten de drie nog in de fabriek. Ze werden behandeld als slaven, net als de andere Portugezen. José: «Er was een Portugees echtpaar uit Fafe, met een ander familielid. Aan het eind van een week werden ze op straat gezet. Het was erg koud en het sneeuwde. Ze hebben een dag en een nacht op straat rondgezworven. En dat was alleen maar omdat de man had geweigerd in een busje rond te rijden dat het personeel naar de fabriek bracht.»

Uiteindelijk wist het trio te ontsnappen, met alleen de kleren die ze aan hadden. Een uur lang renden ze zo hard mogelijk van het kippeninferno vandaan. Via het Portugese consulaat werd de terugtocht naar Penafiel geregeld. Ze probeerden nog de Nederlandse politie in te schakelen, maar die zei dat er weinig kon worden gedaan. Naar hun salaris konden ze fluiten.

Het relaas van de drie staat niet op zichzelf. De Portugese pers meldt tal van misstanden met Portugese seizoensarbeiders in Nederland. Niet alleen worden ze bar slecht behandeld, ook blijken sociale premies vaak niet te worden betaald. Het Portugese arbeidsbureau, dat de arbeidsmigratie stimuleert als lapmiddel voor de snel groeiende werkloosheid in Portugal, controleert nauwelijks met wie men in zee gaat.