Dat Donald Trump afstevent op een aanzienlijke verkiezingsnederlaag lijkt steeds onvermijdelijker, en naarmate die onvermijdelijkheid toeneemt lijkt zijn campagnestrategie er meer en meer uit te bestaan de Amerikaanse democratie zoveel mogelijk schade toe te brengen. Zijn aanstaande nederlaag komt natuurlijk niet doordat een meerderheid van de kiezers hem ziet voor wat hij is, maar doordat het volledige politieke systeem – van journalisten tot de logistiek van de verkiezingen zelf – doorgestoken kaart is, rigged. De kwaadaardigheid van die bewering, in de afwezigheid van ieder bewijs, behoeft nauwelijks toelichting. Stembusfraude – met spookkiezers, meerdere uitgebrachte stemmen door een en dezelfde persoon, stemmen door niet-kiesgerechtigden of vooraf volgestopte stembussen – komt in de Verenigde Staten uitsluitend op statistisch verwaarloosbare schaal voor: in de laatste jaren 31 gevallen op ruim een miljard uitgebrachte stemmen.

Dat er in de Verenigde Staten geen sprake is van stembusfraude in de vorm die Trump suggereert betekent natuurlijk niet dat het stelsel niet op een andere manier doorgestoken is – en dat is het, met Trump en zijn partij als grootste begunstigde. Twee recente essays in The New York Review of Books vatten samen hoe het systeem gemanipuleerd wordt.

Allereerst is er gerrymandering, het zodanig herindelen van kiesdistricten dat zoveel mogelijk zetels in het Huis van Afgevaardigden in de meeste verkiezingen electoraal zeker zijn – dat wil zeggen: dat ze niet te winnen zijn door de andere partij. Sinds de verkiezing van Obama hebben met name Republikeinen die strategie gevolgd, waardoor de partij inmiddels meer zetels heeft in het Huis dan democratisch is. Zelfs bij een verpletterende Trump-nederlaag is het zeer onwaarschijnlijk dat de Republikeinen hun meerderheid in het Huis zullen kwijtraken – er zijn, ruim geschat, ongeveer vijftig zetels die kans maken van partij te wisselen. Hoewel de Democraten bij de verkiezingen in 2012 anderhalf miljoen stemmen méér kregen dan de Republikeinen verschoven er maar zeven zetels van de ene partij naar de andere – geen toeval, maar strategie.

Het herindelen van kiesdistricten was zo succesvol omdat de Republikeinen tijdens de termijn van Obama in diverse tussentijdse verkiezingen de macht grepen in een groot aantal staten, waaronder de belangrijkste swing states. Die macht stelde ze niet alleen in staat om de grenzen van districten opnieuw te trekken, maar ook om een lange reeks voorstellen aangenomen te krijgen die het uitbrengen van een stem moeilijker willen maken. In 49 van de vijftig staten werden tussen 2011 en 2015 wetten voorgesteld om dat te bereiken, en in bijna de helft van de staten (bijna allemaal met Republikeinse meerderheden of gouverneur of allebei), werden die wetten aangenomen. Het resultaat van die wetten is vrijwel altijd discriminatoir en racistisch. Sommige wetten moeten het ondoenlijk maken voor studenten om te stemmen in hun thuisstaat, maar veruit de meeste zijn erop gericht om specifieke groepen, met name zwarte Amerikanen, latino’s en andere etnische minderheden, bij de stembussen weg te houden.

Hoewel in sommige gevallen gerechtshoven de wetten terugdraaiden, zijn er twintig staten, waaronder de meeste swing states, die beperkingen opwerpen voor het uitbrengen van een stem. De maatregelen strekken zich uit van beperkingen op kiezersregistratie en early voting tot identificatieplicht op de dag zelf met eisen voor het soort identificatiebewijs (een van de maatregelen is de bepaling dat een wapenvergunning wél wordt geaccepteerd, maar een bewijspas voor sociale bijstand niet). Het resultaat is effectief altijd dat het met name voor armere Amerikanen moeilijker is om te stemmen – en armoede in de Verenigde Staten is etnisch nog altijd ongelijk verdeeld. Met name zwarte Amerikanen en andere minderheden worden disproportioneel getroffen. Allemaal, zoals The New York Review of Books schreef, om niet-bestaande kiezersfraude tegen te gaan.

De werkelijkheid maakt de claim van Trump (en van sommige Republikeinen, hoewel de belangrijkste vertegenwoordigers van de partij, onder wie zijn running mate, zijn suggestie nadrukkelijk van zich af hebben geworpen) niet alleen belachelijk, maar ook typisch voor het wereldbeeld dat zich sinds lange tijd heeft genesteld in de collectieve psyche van de Republikeinse Partij en haar kiezers – het beeld van een gesimuleerd slachtofferschap, waarin het niet uitmaakt wat feit is en wat niet, zolang er maar munt uit geslagen kan worden. Trumps kandidatuur, nominatie, en huidige stroom leugens over de Amerikaanse stembusgang zelf is domweg de laatste mijlpaal in de ontwikkeling van leugenachtigheid als politieke strategie om dat tot politiek wapen gemaakte slachtoffercomplex te mobiliseren. Met feiten of de werkelijkheid heeft het vanzelfsprekend niets te maken – maar, zo weten we uit de meest gevierde Amerikaanse handboeken voor succesvolle campagnes, het gaat dan ook niet om wat werkelijkheid is, maar om hoe mensen zich voelen, om emotie. En dus zal Trump blijven liegen, en zal hij zijn achterban blijven aansporen om als een soort ‘verkiezingswaarnemer’ bij stemlocaties te gaan staan. In een campagne waarin hij herhaaldelijk flirtte met geweld, waarin door sommigen in zijn achterban openlijk wordt gesproken over een staatsgreep en martelaarschap, in een land dat vergiftigd is met apocalyptische retoriek over ondergang en verval, en waar meer vuurwapens zijn dan inwoners is dat het politieke equivalent van een geweldsdreigement. Het is een alibi voor terreur. Wat dat impliciete dreigement bovendien daadwerkelijk angstaanjagend maakt is dat er, sinds Trump, in Amerika steeds minder echt ondenkbaar lijkt te zijn.


Beeld: Library of Congress