Coriolanus, Het Nationale Theater © Kurt van der Elst kvde.be

William Shakespeare (1564-1616) maakt zoals een fossiel het begrip deep time inzichtelijk elke keer als zijn verhalen opnieuw een lichaam vinden op toneel. Voor zijn Romeinse tragedies is het aannemelijk dat hij gebruik maakte van nog zo’n fossiel, een boek van Plutarchus (waarschijnlijk 46-120). Plutarchus deed aan geschiedschrijving via de biografie in dit Lives of the Most Noble Grecians and Romans, ook te lezen als een reeks voorbeelden van hoe je wel en niet te gedragen, een ‘hoe heurt het eigenlijk’. De toneelschrijver deed middels hen weer aan politieke kritiek op de machthebbers van zijn eigen tijd, op de wrede Elisabeth I in dit geval.

Nina Spijkers bij Het Nationale Theater koos voor kritiek op knellende gendernormen anno nu en castte Yela de Koning als Caius Martius, de titelheld uit de tragedie. Zij beweegt zich vanwege haar emotioneel ontvlambare aard fantastisch op het slagveld, maar uit zich niet erg diplomatiek in de bestuurlijke functie, die zij zich in de maag gesplitst ziet vanwege haar grote moed op datzelfde slagveld.

De Koning speelt de door haar moeder zeer toxisch opgeleide veldvrouw geweldig. Nooit komt meer ter discussie dat zij als man geschreven was: Spijkers’ missie geslaagd, maar de woede van de veldvrouw en de vrouwelijke maatschappelijke woede anno nu zijn in de grond nogal anders ingegeven. En dan ligt er ook nog anderhalf uur redelijk taaie tekst te wachten op verder denk- en voelwerk. Waarom is dit niet bewerkt tot een hecht staketsel dat De Koning kan dragen?

De scenografie van Dennis Vanderbroeck (nu ook zelf te zien in zijn ontroerende, geabstraheerde solo A Masterpiece, over zijn vader en de aard van een meesterwerk) is met zijn ontwerp doelmatig in het naderbij halen van de actie en het vormgeven van de klim en de val van het titelpersonage. Er wordt prachtig gespeeld door Bram Coopmans en Betty Schuurman in de rijke bijrollen, er zijn geestige mise-en-scènes, maar die verhelpen niet dat het geheel ideologisch moeilijk te duiden is.

Shakespeare maakt in zijn stuk van het volk een drenzende slappeling, waar de machthebber tegen wil en dank voor moet zorgen. Alle rijke stukken tekst, de mooiste poëzie is voor de elitaire slechterik, die steeds zichzelf verkiest boven het dienen van een maatschappelijker nut, een Peter Pan als het ware. De sympathie ligt in de tekst voortdurend bij deze adellijke pief. Wil Spijkers een lans breken voor de elite, die het ook niet makkelijk heeft met al dat machthebben? Of wil ze à la Tár zeggen dat ook vrouwen onderdrukken, dat macht an sich corrumpeert? En herhaalt ze daarmee ongewild een narratief over heldendom en klasse? Of stelt ze: de vrouwelijke woede heden ten dage is zoals Caius Martius een solitaire vechtmachine, die gewoon met rust gelaten wil worden en tegen wil en dank wordt meegesleurd in een reeks politieke bekonkelingen? Het kan. Het wordt niet inzichtelijk.

T/m vrijdag 7 april op tournee, zie Het Nationaal Theater