Ik zat aan tafel met mijn huisgenoten. We aten een studentenversie van Hollands. Gebakken krieltjes, hamburgers en een sla. Een huisgenoot pakte eerst een hamburger, schepte daarna wat aardappels op zijn bord, nam een portie sla en goot daar de dressing overheen. Ik deed hem na. Toen ik de fles dressing terugzette, zag ik op het etiket Calvé slasaus staan. Met een foto van sla en gekookte eieren.

‘We eten sla met slasaus. Is dat niet raar?’ vroeg ik.

‘Hoezo is dat raar?’ zei de huisgenoot en hij keek mij vragend aan.

‘Je eet sla met saus die van sla gemaakt is. Dat is toch heel erg dubbel?’ zei ik.

De huisgenoten barstten in lachen uit.

‘Lees de ingrediënten eens goed, man. Er zit helemaal geen sla in slasaus.’

‘Waarom heet het dan slasaus?’

‘Omdat je het over de sla doet.’

‘Maar champignonsaus doe je toch ook niet over champignons?’

‘Slasaus is geen champignonsaus.’

‘Maar…’

Het is volkomen verwarrend dat slasaus naar zijn doel wordt genoemd terwijl veel sauzen juist naar hun hoofd ngrediënt worden genoemd. Na een paar jaar in Nederland weet ik inmiddels niet alleen dat slasaus niet van sla gemaakt is, maar ook dat er geen friet in frietsaus zit. Deze inconsequentie in de benaming van etenswaren drijft me nog regelmatig tot wanhoop.

Op een ochtend zat ik met mijn vriendin aan het ontbijt.

‘De chocopasta is bijna op. Wil je een nieuwe pot meenemen als je boodschappen gaat doen?’ vroeg mijn vriendin.

‘Oké. Doe ik.’

Na het ontbijt gingen we gezellig samen tandenpoetsen. Mijn vriendin gebruikt Parodontax-tandpasta, die een akelige lichtbruine kleur heeft. De kleur van het schuim in haar mond deed me ineens denken aan gemalen tanden. Met een mond vol schuim proestte ik het uit.

‘Hé. Wat is er?’ vroeg mijn vriendin.

‘Nee. Niets. Het is maar tandpasta.’