Afgelopen weekend braken straatrellen uit in Parijs na beelden op nieuwszender CNN. De beelden hebben Nederland niet bereikt, in ieder geval niet mentaal. Het is een bijzonder verschijnsel in een gemondialiseerde wereld: informatie die instant de hele wereld overgaat, maar toch stopt bij de grens. Filmfragment 1, gefilmd in augustus in Libië: enkele mannen worden op een rij opgesteld. Een lange man in een wit overhemd en lichte broek, zijn gedrongen buurman in het zwart, nog twee anderen. ‘Grote, jonge jongens voor boerderijwerk’, zegt een man, die net buiten beeld blijft, met een diepe keelstem in het Arabisch. ‘400? 400!’ zegt hij, en wijst naar een bieder. ‘700’, vervolgt hij, ‘800’. De mannen lachen ongemakkelijk. Ze gaan weg voor zo’n 1200 Libische dinar, 750 euro. Fragment 2: mannen liggen op matrassen in een kleine kamer. Een koper vraagt buiten beeld: ‘Wat gebeurt er met degenen uit Niger?’ ‘Geveild’, zegt iemand. Fragment 3: CNN-journalisten rijden rond buiten Tripoli, stoppen bij een huis en gaan met verborgen camera’s achterom. Daar worden mannen een donkere kraal in geleid met een schijnwerper erop. De veilingmeester prijst ze aan. ‘Heeft iemand een graver nodig? Dit is een graver, een grote sterke kerel, hij graaft voor je’, zegt hij. ‘Wie biedt, wie biedt?’ Kopers steken hun handen op terwijl hij bedragen roept. Na afloop laat ‘de koopwaar’, zoals de mannen worden genoemd, zich gedwee naar de nieuwe meesters voeren.
Het zijn onvoorstelbare beelden van slavenmarkten in 2017, helemaal niet ver van ons vandaan. Die zijn nieuw, maar de berichten circuleren al langer. Al het hele jaar vragen sommige ngo’s en de Internationale Organisatie voor Migratie er aandacht voor. Maar het blijft stil waar het ertoe doet: bij de EU en in de Europese landen. En dat is geen toeval, want het ontstaan van slavernij in Libië is in zekere zin Europees beleid, of in ieder geval een geaccepteerd gevolg. Wie cynisch is, kan vermoeden dat in bepaalde kringen in de EU heimelijke tevredenheid bestaat over het uitlekken van dit bewijs van slavenmarkten. Want dat ontmoedigt Afrikanen om richting Europa te gaan, en dat is uiteindelijk het doel van het EU-migratiebeleid.
Sinds de ‘vluchtelingenzomer’ van 2015 bestond dat ‘beleid’ vooral uit ad hoc maatregelen, politiek pokerspel tussen landen onderling en oproepen om meer Europese solidariteit vanuit de landen waar de migranten aankomen. Maar er komt meer lijn in, namelijk ‘deals’ van de EU met afzonderlijke landen aan de Middellandse Zee om migranten tegen te houden. Na de ‘Turkije-deal’ werd Libië prioriteit nummer één. Probleem: drie regeringen claimen zeggenschap over Libië (twee in Tripoli) en IS en andere strijdgroepen vechten mee. Dat weerhield de EU er niet van een Turkije-achtige deal te sluiten met een van die regeringen en haar kustwacht flink op te tuigen. Het voorspelbare gevolg: een grote aanwas van migranten die niet wegkomen. Er zitten in Libië zevenhonderdduizend tot een miljoen migranten vast, in dramatische omstandigheden. Sinds enige tijd komen daar dus verhalen over slavernij bij. Over mensen voor de prijs van een mobieltje. ‘Het was niet eens veel’, zegt de Nigeriaanse Victory wrang over zijn eigen verkoop, in de CNN-reportage. De nieuwszender kon in een paar weken tijd de locatie van negen markten vaststellen, vaak gewoon in woonwijken.
Het is een pijnlijk contrast: heel veel aandacht voor ongelijkheid in onze samenleving, heel veel aandacht voor slavernij in het verleden, vrijwel niets voor de slavenmarkten van nu – behalve bij Afrikanen die het wel haalden en ‘Bevrijd onze broeders!’ schreeuwden in Parijs. Misschien is het makkelijker om boos te zijn over slavenmarkten van toen, die niet bestaan omdat wij mensen hier niet willen hebben die het toch proberen. Maar ze zijn er wel en van wegkijken gaan ze niet verdwijnen. Als de EU door wil gaan met de cynische ‘deals’ met landen waar migrantenboten vertrekken, is wel de absolute ondergrens van fatsoen dat daar niet alleen geld voor kustwacht in zit, maar ook voor de opvang en bescherming van de migranten die daardoor vast komen te zitten.
Het zou Rutte-III sieren als ze zich daar evenzeer voor inspande als voor de belastingdruk van visiterende multinationals. Een ereschuld, zeg maar.