De hoofdcommissaris van de politie is op bezoek bij de vrouw van een van zijn ondergeschikten. Die heeft een snipperdag maar hij is toch naar zijn werk gegaan: ook in zijn vrije tijd provoceert deze overijverige sergeant de tegenstanders van het regime. Er ontspint zich de volgende dialoog.

Hoofdcommissaris: Hoe heeft u uw man eigenlijk leren kennen?

Vrouw: Hij had mij aangegeven en ik hem. Zo kennen we elkaar.

Hoofdcommissaris: Heeft u kinderen?

Vrouw: Twee! Maar die zitten nu opgesloten. Zal ik ze eruit laten?

Hoofdcommissaris: Nee, ik kom alleen langs om uw man te spreken.

Vrouw: Misschien is hij er al. Hij luistert eerst altijd nog wat mensen af in het trappenhuis. Ik kijk even.

De scène komt uit De politie (1958), een komedie waarin het overheidsapparaat zo’n succes heeft met staatspropaganda dat de laatste provocateur zijn verzet heeft opgegeven en politieagenten wegens gebrek aan werk elkaar beginnen te arresteren. Het was het eerste toneelstuk van de Pool Slawomir Mrozek en het had direct overal in Europa succes. Mede daarom namen de ambtenaren van de Poolse censuur aan dat het stuk zich ook en vooral tegen het kapitalisme keerde. Het regime sloot Mrozek derhalve als een grote zoon van de Poolse literatuur in de armen (volgens een enkeling als waardig opvolger van Witkiewicz en Gombrowicz), zijn stukken werden overal in Polen gespeeld, men stond hem ruimhartig het privilege van reizen naar het Westen toe.

Toen hij in 1963 van een van die reizen niet naar Polen terugkeerde, en vijf jaar later een petitie in Le Monde ondertekende tegen de rol van Polen in de onderdrukking van de Praagse Lente, was de liefde rap bekoeld. Mrozeks stukken werden niet meer opgevoerd, zijn boeken uit bibliotheken en boekhandels verwijderd, maatregelen die in de jaren zeventig overigens weer werden teruggedraaid. Hij werkte van 1968 tot de val van het communisme in 1989 voortaan in Parijs.

Slawomir Mrozek is in 1930 geboren in Borzecin bij Krakau, hij studeerde daar een blauwe maandag oosterse talen, kunstgeschiedenis en architectuur en werkte daarna als journalist en karikatuurtekenaar voor de kranten Echo Krakova en Dziennik (Dagblad) Polski. Hij publiceerde een bundel korte verhalen die tot op de dag van vandaag wereldwijd wordt herdrukt, De olifant, naar het titelverhaal, waarin een dierentuindirecteur voorstelt uit kostenbesparende overwegingen geen echte maar een opblaasbare olifant aan te schaffen, met alle rampzalige gevolgen van dien. In deze bundel en in zijn korte toneelteksten uit die tijd, wordt, aldus zijn landgenoot Czeslaw Milosz, ‘het nieuwe Polen geschetst, met zijn buitensporige bureaucratie, waarin spitsvondigheid en bekrompenheid met elkaar wedijveren. Mrozek toont in dat eerste werk een groot talent voor surrealistische misvormingen en griezelig treffende mensenportretten.’

Op zijn werk werd al snel het etiket ‘absurdisme’ geplakt, een ellendig stigma dat hem maar bleef achtervolgen en waarover hij in een vraaggesprek in De Groene (november 1994) zei: ‘In het Westen, vooral in Frankrijk, was het absurdisme nauw verweven met het existentialisme. Het Poolse absurdisme had daar totaal niets mee te maken. In Polen was het absurdisme een vorm waarin zaken die anders niet door de censuur waren gekomen, naar buiten konden worden gesmokkeld. Pas na 1956, toen er sprake was van liberalisering, werd de censuur enigszins afgezwakt. Er werd toen avant-garde getolereerd onder het motto: laat ze die onzin maar schrijven, zolang wij weten wat ze doen en waar ze zitten. Het publiek kon onze toespelingen op de concrete werkelijkheid moeiteloos ontcijferen.’

In Nederland is zijn populariteit ongekend groot geweest, met name in het toneel van de jaren zestig en zeventig. De studio van de Haagse Comedie begon – ere wie ere toekomt – in 1960 met De politie. Toneelgroep Studio van Kees van Iersel nam in 1966 drie eenakters op het repertoire, waaronder het onnavolgbaar geestige Karel. Waarin een schietgrage opa en zijn kleinzoon bij een oogarts langskomen om te zoeken naar bebrilde intellectuelen die de naam ‘Karel’ dragen, teneinde die standrechtelijk te executeren. De jonge Aart Staartjes speelde de terrorist in de notendop. Meteen het volgende seizoen bracht Studio in de oude Rode Zaal van de Brakke Grond Mrozeks avondvullende stuk Tango. Een moderne klassieker, waarin een zoon tegen de waarden van zijn ouders en grootouders rebelleert. Niet omdat dat nu eenmaal altijd zo gaat, maar omdat die voorvaderen een letterlijk waardeloze vorm van wan-beschaving vertonen. De jongeren eisen de beschaving en de waarden op die de ouderen hebben laten verloederen. Het stuk maakte in 1967 zo’n grote indruk dat het toneelensemble dat indertijd de Stadsschouwburg bespeelde (Nederlandse Comedie) Mrozeks Tango een paar jaar later opnieuw uitbracht. Zo populair is het werk van Slawomir Mrozek hier in de jaren tachtig en negentig en daarna nooit meer geweest. Men viel in Mrozek-festivals en tijdens Mrozek-tekstlezingen toch vaak terug op het repertoire uit zijn gouden jaren.

De maestro zelf was na wereldwijde omzwervingen in 1996 weer naar zijn vaderland teruggekeerd. ‘Gewend aan vrijheid en ooit in de volle kracht van mijn leven, werd ik niet vrolijk van de gedachte dat Polen mijn eindbestemming zou zijn. Nu ik er weer ben, kan ik in het Pools schrijven, spreken en denken. Ik ben nu voor de eerste keer oud. En ik wil de ervaringen die daarbij horen in mijn vertrouwde omgeving verzamelen.’ Vanwege revalidatie na een hersenbloeding leefde Mrozek al weer enige tijd in Nice. Daar is hij op 15 augustus op 83-jarige leeftijd gestorven.