Terug naar de Akbarstraat, een serie van Felix Rottenberg en Gülşah Doğan © NTR

‘Terug naar’ is een sterke televisieformule: wat deden tijd, lot en samenleving met een destijds geportretteerde persoon, situatie? In 2002 vestigde Felix Rottenberg zich in de Amsterdamse Kolenkitbuurt, uitgeroepen tot ‘slechtste wijk van Nederland’. Het werd een spraakmakende serie waarin bewoners en professionals hun visie op problemen en oplossingen recht voor de raap ventileerden. Rottenberg ging, in sociaal-democratische traditie, met zijn poten in de modder. Zijn hernieuwde bezoek aan de Akbarstraat en omgeving is weer prijzenswaardig. Dat al wie met de gentleman praat hem Felix noemt, komt doordat hij ieder serieus neemt zonder arrogantie of arbeideristisch gehurk. Bovendien organiseert hij doorlopend kritisch commentaar, ook op eigen opvattingen en taalgebruik: samen met cultureel antropoloog Sinan Çankaya bekijkt hij beelden uit de oude en nieuwe Akbarstraat. Diens kernpunten zijn dat sociaal-economische problematiek tot etnische problematiek wordt gemaakt, en dat de gebruikte terminologie stigmatiserend is. Vaak is hij overtuigend, soms is hij mij te theoretisch en ideologisch correct. Maar altijd doet het je je (in mijn geval witte) aannames bevragen. Soms met succes.

Er is veel veranderd in de wijk. De cumulatie van sociale problematiek is mede bestreden door sloop en nieuwbouw, waardoor het percentage sociale huurwoningen daalde en ‘reguliere huur’ en ‘koop’ stegen. Wat betekent dat armoede deels naar elders is verplaatst. De documentaire gaat daar niet over maar blijft in de wijk zelf. En toont indringend de curieuze ontwikkeling dat wie in 2002 ‘nieuwkomer’ heette (toen al tachtig procent!), nu, met kinderen en kleinkinderen, tot de gevestigden behoort. Of (om het in inmiddels verboden jargon te zeggen) tot de autochtonen. Terwijl de witte, meer bemiddelde nieuwkomers door gesettelde bewoners als allochtonen met verwante argwaan en ergernis worden beschouwd als ooit hun Marokkaanse en Turkse ouders door witte arbeiders in ‘hun buurt’. Snelle verandering doet pijn en levert verlies op, voor alle partijen. Extra pijnlijk wordt het als goedbedoelde initiatieven van nieuwkomers óf niet werken (de witte eetclub wacht nog altijd op de eerste halal-deelnemer) óf als verwerpelijk worden ervaren.

Goedwillende ‘bakfietsouders’ willen hun kinderen aan de witte onderwijsvlucht onttrekken en ze naar de ‘zwarte’ basisschool sturen – maar wel bij elkaar in één klas. Het oudergesprek daarover levert de film een nieuwe, kritische hoofdpersoon op: de Mokums-Turkse vader die stelt dat de altijd geëiste ‘aanpassing’ nu van de nieuwkomers/huiskopers zelf moet komen. De documentaire toont mooie initiatieven. Zoals het project waarin vrouwen, opgegroeid in een wij-cultuur, waarin hun ‘ik’ zelden of nooit aan bod komt, aan hun zelfbewustzijn werken. Er is bar veel pijn. Er zijn pijnlijk discriminerende generalisaties door witte klaverjassers. Er zijn indrukwekkende succesverhalen van jochies die in 2002 kansarm leken. Maar er is ook het gruwelverhaal van de jongen die gediplomeerd loodgieter en leidinggevende in de bouw werd, en door een dwaling van de geheime dienst tot terreurverdachte. Met fysieke invaliditeit en posttraumatisch stresssyndroom tot gevolg. Zo word je tot Turk geslagen. Nederlander word je nooit is helaas veler conclusie. Maar de positieve geluiden en krachten ontroeren. En zijn onmisbaar.

Gülşah Doğan (regie), Felix Rottenberg (presentatie), Terug naar de Akbarstraat, twee delen, NTR, 22 en 23 januari, NPO 2, 22.15 uur