In de Brabantse gemeente Nuenen heeft het duo Krek Inder besloten pas weer mee te doen met het jaarlijkse ton praoten ter gelegenheid van carnaval als er meer partijen in de gemeenteraad zitten dan raadsleden. Het is humor met een tragische ondertoon. De Nuenense gemeenteraad telt negentien leden, verdeeld over elf partijen.
De gemeenteraad van Den Haag is met 39 leden groter dan die van Nuenen en ook daar is de versnippering aanzienlijk. Sinds de recente opsplitsing van de tweemansfractie van GroenLinks zijn in de Haagse raad vijftien partijen vertegenwoordigd.
Het uit elkaar vallen van die kleine Haagse GroenLinks-fractie was een soap waar de tv-serie De fractie van voormalig GL-partijleider Femke Halsema zo uit kan putten als pars pro toto voor wat er gaande is in de politiek. Halsema heeft daar de Haagse raad echter niet per se voor nodig; honderd meter verderop, in de Tweede Kamer, zijn er voorbeelden genoeg van hetzelfde fenomeen. Begon de huidige Tweede Kamer in 2012 met elf partijen, door afsplitsingen zijn het er inmiddels vijftien. Het uiteenvallen van fracties is vaak het gevolg van ruzie en onervarenheid dan wel ondeskundigheid, maar ook opportunisme en eigenbelang zijn nooit ver weg.
In de wandelgangen van het afgelopen weekeinde gehouden pvda-congres speelde de vraag waarom de kiezers weglopen die in 2012 nog in redelijk groten getale op de partij stemden een belangrijke rol. Met de Provinciale-Statenverkiezingen en de daaraan verbonden samenstelling van de Eerste Kamer in het vooruitzicht is dat geen onbelangrijke vraag, zeker niet omdat het kabinet van vvd en pvda in de Eerste Kamer nu al geen meerderheid heeft, maar met de huidige voorspellingen in de Senaat nog afhankelijker dreigt te worden van oppositiepartijen.
In de gesprekken in die pvda-wandelgangen was verbondenheid het codewoord, of eigenlijk het gebrek aan die verbondenheid in de samenleving. Waar vroeger in middenpartijen zoals de pvda, maar ook het cda, arm en rijk, jong en oud, en hoog- en laagopgeleid zich nog met elkaar verbonden voelden en met elkaar solidair wilden zijn, is het nu veel meer ieder voor zich. Het marktdenken, dominant in de politiek in de afgelopen decennia, is in de kiezer zelf gekropen: what’s in it for me?
De samenleving is mede daardoor versnipperd geraakt. De vele politieke partijen in een gemeenteraad of in de Kamer zijn daar de weerslag van, want kiezer en gekozene, ze lijken op elkaar.
Afgelopen maandag opende de Volkskrant met de kop: ‘Vermogenskloof groeit snel’. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) zijn de allerrijksten in Nederland opnieuw rijker geworden. Het aandeel van de rijkste één procent in het totale vermogen in Nederland bleek begin 2013 procentueel gegroeid ten opzichte van het jaar daarvoor, van 24 naar 26,6 procent. Daar staat tegenover dat de schulden van de armsten juist groter zijn geworden. Daarmee groeide ook het gelijk van Thomas Piketty, de Franse econoom die de discussie over deze groeiende kloof in de westerse wereld op de politieke agenda heeft gezet.
Het hoort bij de idealen van de pvda om het juist voor de allerarmsten op te nemen. Om dat te kunnen realiseren hebben de sociaal-democraten echter wel de middenklasse nodig. Daar zijn de meeste kiezers te halen.
De middenklasse verkeert echter in onzekerheid. Dat is het gevolg van de economische crisis én van het kabinetsbeleid. De middenklasse ziet haar vermogen niet groeien, weet niet of ze haar baan kan behouden, hoe hoog haar pensioen of haar zorgkosten straks zullen zijn, en vraagt zich bezorgd af of de waarde van het huis omhoog gaat of dan toch in ieder geval weer gelijk gaat vallen met de hoogte van de hypotheek.
Dat is niet bepaald een goede voedingsbodem om je solidair te verklaren met hen die het nog slechter hebben. Eigenlijk is dat kortzichtig van die middenklasse, want juist als het tegenzit in het leven, zo blijkt uit het cbs-onderzoek, heeft ze weinig ruimte om de klap op te vangen. Die kortzichtigheid komt mogelijk doordat succes in het leven of het omgekeerde daarvan gezien wordt als eigen verdienste dan wel eigen schuld, dikke bult. Daardoor is de solidariteit nog verder naar de achtergrond verdwenen. Wie wil er nu bij de losers horen? De kiezers die in 2012 nog op de pvda stemden, lopen dan ook niet massaal over naar die andere linkse partij, de SP. Die vraagt immers om nog meer solidariteit.
Uit onderzoeken blijkt overigens dat egalitaire samenlevingen economisch beter presteren dan samenlevingen met grote verschillen in rijkdom. Je zou denken dat dit goud in handen is voor een partij als de pvda. Niet dus. Dat de partij in 2012 bij de landelijke verkiezingen goed presteerde, had meer te maken met een nieuwe partijleider en het frame van de tweestrijd met de vvd tijdens de campagne dan met het idee van solidariteit in een groter verband dan de eigen kleine vriendenkring. De kiezer lijkt er niet meer gevoelig voor, sterker: het is alsof hij daar een hekel aan heeft.
Daarom kan het Nuenense carnavalsduo Krek Inder net zo goed beloven pas weer te gaan ton praoten als de plaatselijke gemeenteraad is geslonken van elf naar slechts vijf fracties. Dat is net zo onwaarschijnlijk als dat het aantal fracties groter zou worden dan het aantal zetels dat de raad telt.
De middenklasse verkeert in onzekerheid, de solidariteit is naar de achtergrond verdwenen