Het geweld rondom voetbalwedstrijden heeft minder met voetbal te maken dan wordt gedacht. Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de relschoppers al eerder is aangehouden en gehoord als verdachten. Slechts een kleine groep beperkt gewelddadig gedrag tot het voetbal. Hooligans zijn vaak recidivisten, die ook in andere omstandigheden, zoals tijdens het uitgaan, in het verkeer of binnen relaties, gewelddadig gedrag vertonen. Het probleem is dus niet inherent aan het voetbal. Dat fungeert slechts als een handige uitlaatklep. De kans dat iemand ermee wegkomt is behoorlijk groot door de immense menigte.
Een verklaring voor gewelddadig gedrag ligt daarom, hoe clichématig het ook mag klinken, gedeeltelijk verscholen in de sociale achtergrond. Hoewel hooligans uit verschillende milieus afkomstig zijn, ligt het opleidingsniveau gemiddeld laag. Daarnaast hebben zij vaak (een verleden met) problemen op school en in de gezinssituatie. Belangrijk is ook dat sociale controle door ouders, en de corrigerende werking daarvan, vaak ontbreekt. Een mogelijke vermindering van geweld ligt daarom gedeeltelijk bij bredere maatschappelijke kwesties, zoals het verbeteren van sociale omstandigheden. Toch zijn die de laatste decennia sterk verbeterd.
Maar voetbalgeweld lijkt zichzelf in stand te houden. Hooligans geven vaak de spanning en de ‘rush’ op als beweegredenen. De groepsdynamiek binnen, en tussen, supportersgroepen is sociologisch gezien de reden waarom voetbalgeweld voortleeft. Een klassiek voorbeeld van ‘sociale identiteitstheorie’. Van identificatie, de perceptie van het behoren tot een groep, gaat een sterke werking uit. De sociale identiteit van een groep voetbalsupporters blijft met name in stand door vergelijking met andere groepen. Het wij-gevoel, een gevoel van verbondenheid, komt voort uit de positionering tegenover een zij-gevoel. En hoe groter de onderlinge loyaliteit, des te groter de neiging om geweld tegen andere groepen te tolereren. Of het ook daadwerkelijk tot geweld komt hangt af van de groepsnormen. En daar schort het bij hooligans toch meestal wel aan. Intimidatie, geweld en een scheef begrip van mannelijkheid zijn tenslotte de norm. Hoe iemand binnen de groep zijn status kan verhogen, laat zich raden. Reputatiemanagement houdt vervolgens de gangbare normen overeind. Een reputatie heb je immers hoog te houden.
Het huidige beleid richt zich vooral op repressieve maatregelen. Denk aan de indeling van stadions, meldingsplicht en het stadionverbod. Maar sociaal preventief beleid kan beter werken. Door normversterkende activiteiten te ontplooien onder jonge potentiële risicosupporters, zoals voorlichting op scholen en amateurverenigingen, kunnen de sociale controle en het verantwoordelijkheidgevoel worden versterkt. Clubs, en supporterscoördinatoren, moeten met activiteiten contacten onderhouden met supporters, het gebruik van jeugdwelzijnsvoorzieningen stimuleren en supporters begeleiden bij wedstrijden. Zulke initiatieven hebben in het verleden goede resultaten opgeleverd. Maar de continuïteit ontbreekt. De rijksoverheid moet in overleg met gemeenten, clubs, supportersverenigingen, welzijnsorganisaties en de knvb heldere afspraken maken over taken en verantwoordelijkheden. Wil men voorkomen dat jonge mannen zich in hun vormende jaren identificeren met gewelddadige supportersgroepen, dan moet sterker worden ingezet op sociaal preventief beleid. Echte sportliefhebbers hoeven dan niet meer te wijken voor het gedrag van een kleine groep relschoppers.