‘Publiek veel klein’, verzucht Kilaou Kibangu, een veertiger met een kolossale stropdas in de kleuren van de Amerikaanse vlag. Vandaag had zijn grote dag moeten worden. De functionaris voor Communicatie en Veiligheid zoekt naar woorden om zijn teleurstelling uit te drukken. Hij is asielzoeker – 'weggejaagd door Kabila’ – en voetbalt eens per week met Rotterdammers om de taal te leren, maar het Frans gaat hem, zoals bijna alle Congolezen, nog altijd beter af. 'Voor zo weinig mensen kan le président niet komen opdraven, dat betekent gezichtsverlies. Ik snap er niks van. We hadden toch veel meer mensen kunnen mobiliseren? Dit gaat ons afdelingsbestuur de kop kosten, let op mijn woorden.’

We staan op de stoep van wijkhuis Larenkamp in Rotterdam-Zuid. De zon schijnt, de middag is een paar uur oud en het wachten is op Etienne Tshisekedi, de voorzitter van de Congolese oppositiepartij udps, die op doorreis in Nederland is. Het kan wel eens lang gaan duren – Afrikaans lang. Tshisekedi heeft gisteren met Kamerleden en diplomaten in Den Haag gesproken. Vandaag zal hij zijn volgelingen in Nederland een hart onder de riem steken. Althans, als ze komen opdagen. In het zaaltje zitten hooguit vijftien Congolezen. Buiten op de stoep staan er nog eens vijftien, allemaal partijfunctionarissen, gekleed in grijze broek en veelkleurige blazer, de gsm in de aanslag.

Na Kibangu’s dreigement valt er een pijnlijke stilte. De aankomst van een auto met nieuwe gasten is een welkome afwisseling. Het viertal dat eruit stapt behoort tot de jonge garde en draagt geen blazer. Terwijl enige bejaarde Rotterdamse dames vanaf een bankje toekijken, zetten de nieuwkomers een boom op over de relatieve verdienste van diverse handvuurwapens. 'Met een uzi kun je op tijd wegduiken achter je bepantsering’, zegt de een. 'Maar een Kalashnikov vereist minder onderhoud en is accurater’, meent een ander. Zijn medestanders knikken goedkeurend terwijl hij in gedachten het wapen aan de schouder zet en een passerend Ikea-gezin van de fiets knalt. 'Tak! Tak! Geschikt voor elk terrein.’

Niet bepaald een gespreksonderwerp voor een pacifistische partij als de udps, die diep wortelt in het katholiek geïnspireerde solidarisme van de voormalige Belgische kolonisator. Enige meters verderop schudt François Mpuila, voorzitter van de afdeling België, het hoofd over zoveel onbenul. 'In Brussel hadden we tienduizend toehoorders, in Duitsland duizenden. In Nederland wonen wel tienduizend Congolezen, dus dan is veertig aanwezigen beneden alle peil. De mensen hier hebben geen besef wie hij eigenlijk is.’ Tshisekedi’s zoon, een ernstige reus in blauwe blazer, wijt de tegenvallende opkomst aan een gebrek aan politiek bewustzijn in de Congolese gemeenschap in Nederland. 'Iedere Congolees in ballingschap heeft familie in Congo en dus een belang in de toekomst van het land. Ongelofelijk dat er zo weinig hier zijn. Als je een muziekbandje neerzet, ja, dan komen ze wel.’

De malaise in de partij is diep. De Democratische Republiek Congo (voorheen Zaïre) leek na de verdrijving van dictator Mobutu in 1997 enigszins tot rust gekomen, maar de afgelopen negentien maanden werd het land opnieuw verscheurd door oorlog. Het grondstoffenrijke Congo (even groot als West-Europa) werd in tweeën gesplitst. De hele regio bemoeide zich ermee. Maar liefst acht buurlanden stuurden troepen om een van beide partijen te ondersteunen. Het oosten is nu in handen van drie rebellengroepen, militair gesteund door Rwanda en Oeganda. Het regeringsleger van president Laurent-Désiré Kabila dat de andere helft in handen houdt, wordt vooral gesteund door Zimbabwe, Angola en Namibië. Al die burenhulp dient ook nog eens als voorwendsel om een graantje mee te pikken van de lucratieve handel in Congolese diamanten en andere bodemrijkdommen. Gelukkig is sinds kort een staakt-het-vuren van kracht, gebaseerd op het zogeheten vredesakkoord van Lusaka dat vorige zomer door alle partijen werd ondertekend. Het geeft hervormers als Tshisekedi weer een beetje lucht.

Zijn Unie voor Democratie en Sociale Vooruitgang, de oudste (1980) Congolese oppositiebeweging, kwam er het laatste jaar nauwelijks aan te pas. Als eerbiedwaardigste politicus van het land – hij was meermalen eerste minister, maar werd vanwege zijn onafhankelijke opstelling door Mobutu geschoffeerd en door Kabila gevangengezet en verbannen – zoekt Tshisekedi naar een manier om weer beslissende invloed te verwerven. Het liefst zou hij een nieuw begin maken met de democratische Nationale Conferentie van 1990, waarin hij samen met de Congolese kerken zo’n belangrijk aandeel had. Vandaag geeft hij er echter de brui aan. Hij weigert naar Rotterdam te komen. Als ik samen met de fotograaf naar zijn Haagse hotel rijd, krijgen we te horen dat hij zojuist is gaan rusten.



Enige uren later vindt dan toch een geïmproviseerde meeting plaats. De voorzitter en zijn vrouw zitten op een bankje in de lobby te midden van twintig volgelingen. Tshisekedi ziet er oud uit, vergeleken bij de foto op de partijaffiches die nog maar enkele jaren geleden is genomen. Hij neemt een vraag over de magere opkomst van vandaag te baat om de Nederlandse partijgangers de oren te wassen. 'Ik weet niet waarom er zo weinig mensen waren en ik matig me geen oordeel aan. Het is jullie zaak. We zijn een democratische partij’, doceert hij. 'Wij eisen een verantwoordelijk bestuur in de partij, net als in heel Congo. Maar dat betekent niet dat je bestuurders zomaar moet laten vallen. Als een bestuurder die je zelf gekozen hebt het niet goed doet, praat het dan openlijk met hem uit. Ons land gaat kapot aan kliekjes en intriges, in het groot en in het klein.’

Men luistert beleefd, maar de stemming wil er niet in komen. Een snerende vraag over de Rwandezen, die door veel inwoners van Congo als vijandelijke bezetters worden beschouwd, beantwoordt hij in afgemeten zinnen: 'U moet begrijpen dat Rwanda het volste recht heeft zich te mengen in de Congolese situatie. Elk land zou dat doen als zijn grenzen worden geschonden. Door toedoen van achtereenvolgens Mobutu en Kabila is er een onhoudbare toestand in de oostelijke grensprovincie. Van daaruit vonden bloedige invallen op Rwandees grondgebied plaats. Elke andere leider zou net zo hebben gehandeld als president Kagame van Rwanda en zijn troepen erop af hebben gestuurd. We moeten zelf de situatie in het oosten normaliseren met hulp van de internationale gemeenschap.’



Een aangeschoten jongeman in rugbyshirt eist luidruchtig het woord. Samen met een paar vrienden wil hij de geweldloosheid van de udps aan de orde stellen. Maar dat dogma is onaantastbaar. Mpuila snoert de jongeren de mond, waarna ze zich monkelend naar de bar begeven. De beurt is aan de enige Nederlandse journalist. Ik word geacht Tshisekedi in één moeite door publiekelijk te interviewen. Hij is moe en wil naar bed, zoveel is duidelijk, maar hij wil ook ten koste van alles de indruk vermijden dat hij een gebroken man is. Terwijl hij me bezweert dat hij gelooft in zijn land, dat hij gelooft in het Congolese volk, flakkert in zijn ogen iets van het oude charisma waardoor hij lange tijd werd beschouwd als de stille kracht achter het Congolese hervormingsproces.

'De oorsprong van het geweld ligt namelijk in Congo, en daar ligt ook de oplossing van al onze problemen. De laatste oorlog is ontketend door diverse groepen en volken die drie jaar geleden achter Kabila stonden. Alle democratische krachten hadden zich met hem verenigd in zijn beweging, de afdl, om Mobutu te verjagen. Ze zetten de strijd voort die het Congolese volk was begonnen op 24 april 1990, toen Mobutu werd gedwongen de vorming van onze Nationale Conferentie toe te staan. Maar na zijn succesvolle opstand vestigde Kabila zelf een dictatuur. Hij heeft zijn bondgenoten uit de afdl op een zijspoor gerangeerd en mensen van zijn eigen clan op alle machtsposities gezet. Daarom hebben zijn oude medestanders besloten de wapens tegen hem op te nemen. Zodoende geven ze het democratische proces een nieuwe stimulans. Ze zochten steun bij dezelfde landen die destijds Kabila steunden – Rwanda en Burundi – zodat de oorlog opnieuw werd geïnternationaliseerd.

Er is nu een militaire patstelling met nieuwe politieke mogelijkheden ontstaan. Overal waar Kabila regeert, bestaat de overheid niet meer – alle staatsorganen zijn verworden tot zijn persoonlijk eigendom – en in het gebied van de rebellen is de toestand net zo. Intussen is het Congolese volk aan zijn lot overgelaten. Daarom denken wij dat de internationale gemeenschap nu iets kan doen. Die heeft al veel gedaan, want tegen alle weerstand in hebben de VN en de VS de strijdende partijen vorig jaar bijeengebracht in Lusaka en hen tot een vredesakkoord gedwongen. Dat is er niet uit zichzelf gekomen. Wat we nu willen – en dat zeg ik ook tegen de Nederlandse, Belgische, Franse en Amerikaanse autoriteiten – is dat jullie druk blijven uitoefenen zodat het staakt-het-vuren standhoudt en we in ons land weer een politieke dialoog kunnen aangaan.

Wij willen van de internationale gemeenschap graag drie dingen. Ten eerste willen we dat er op VN-niveau een embargo wordt afgekondigd tegen alle handel in Congolese diamanten. Het land heeft niets meer van waarde over behalve zijn diamanten, zowel in het oosten als in het westen van het land. De strijdende partijen moeten niet langer die diamanten kunnen ruilen tegen wapens. Vandaar de tweede eis: een totaal embargo op wapenverkopen in de hele regio, ook aan de buurlanden. Ten derde zouden we graag zien dat westerse landen geen visa meer verstrekken aan Congolese diplomaten en andere machthebbers.

Als die voorwaarden zijn geschapen, gaat het vredesakkoord van Lusaka lukken. Elke Congolees staat er achter. Onze partij heeft afdelingen in het hele land, in bijna elk dorp, net als de Congolese kerken trouwens. Zodoende weten we wat er onder de mensen leeft. Die informatie komt uit de beste bron, gelooft u mij maar. Daarom ben ik het niet eens met mensen die de toestand hopeloos noemen. Ook niet met de Amerikaanse Afrika-diplomaat Richard Holbrooke, die heeft gezegd dat de oorlog in Congo een ‘Eerste Wereldoorlog op Afrikaans grondgebied’ is. Dat is zwaar overdreven. Als de VN ons een de kans geeft, zal het Congolese volk die kans met beide handen aangrijpen.’

De vorming van een VN-vredesmacht voor Congo van 5500 man, waartoe de Veiligheidsraad eind februari besloot, vindt Tshisekedi hoopgevend. 'Maar de VN-interventiemacht moet in staat zijn de strijdende partijen te ontwapenen of uit het land te verwijderen. De blauwhelmen moeten een stevig mandaat krijgen. Ze moeten het recht krijgen zichzelf te verdedigen en de bepalingen van het Lusaka-akkoord af te dwingen. Zodra de strijdende partijen zien dat dat gebeurt, zullen ze de vrede ook zelf respecteren. Dan kunnen de politici eindelijk aan tafel gaan zitten en een definitieve regeling treffen, allereerst voor de afschuwelijke situatie in de oostelijke grensprovincie. Over de samenstelling van de vredesmacht hoeven we niet kieskeurig te doen. Natuurlijk mogen er ook Zuid-Afrikanen, Nigerianen en andere Afrikaanse soldaten in zitten. Zolang ze maar onder VN-bevel staan.’

Van een aanpassing van de landsgrenzen aan de 'etnische realiteit’, zoals al enige tijd bepleit door sommige diplomaten en Afrika-experts, wil Tshisekedi niets weten. 'We moeten de grenzen juist overbodig maken. We moeten uiteindelijk in Afrika toe naar open grenzen, zodat mensen vrijelijk kunnen migreren en handel drijven. Dat is een opdracht voor het hele continent. De Amerikanen begrijpen dat. Er is veel kritiek op hun wapenleveranties en hun instructeurs in Midden-Afrika, maar bedenkt u wel dat het dezelfde Amerikanen zijn die de strijdende partijen tot elkaar brengen, die hen alle acht hebben gedwongen de vrede van Lusaka te tekenen.’



Mijn laatste vraag – of er in zijn totaal uitgewoonde vaderland nog plaats is voor oudgedienden als hij en voor het solidarisme van zijn udps – stel ik uiteindelijk niet. Die vraag moet de toekomst maar beantwoorden. Terwijl Tshisekedi voor de foto poseert en Mpuila zenuwachtig om hem heen draait om ook de kleinste plooi uit zijn trui te trekken, bestellen de opstandelingen aan de hotelbar nog een Oranjeboom. 'Tshisekedi’s probleem is zijn geweldloosheid’, meent de afgekapte vragensteller van zo-even. 'Dan ben je toch geen partij in een oorlog? Kijk nu naar mij. Mijn vader is dood, mijn moeder is dood en ik ben genaturaliseerd tot Nederlander. Toch wil ik ooit terug naar Congo. Het is daar le bordel – één grote bende. Op wie kan ik nog vertrouwen? Hoe kan ik mijn huis terugkrijgen zonder geweld? Wapens hebben we nodig.’