Balkenende IV is het beste marketingkabinet ooit. De volgende, nogal opzienbarende feiten zijn ten onrechte geen nieuws geworden:
1: de begrotingsoverschotten ontstaan door de gasbaten te verjubelen,
2: de regering geeft uit tijdens hoogconjunctuur en bezuinigt tijdens economische terugval,
3: netto wordt er niets aan de vergrijzing gedaan,
4: coalitieafspraken om een derde van de vergrijzingskosten op te vangen, zijn losgelaten.
Hoe kan het dat alle journalisten en economen om de tuin zijn geleid? Uit de Miljoenennota kunnen bovenstaande conclusies niet worden getrokken, aangezien cijfers over het zogenoemde ‘robuuste emu-saldo’ ontbreken. Het Centraal Planbureau publiceerde die cijfers wel*, maar heeft vermoedelijk politiek gedonder over het slechte begrotingsbeleid willen voorkomen en een rookgordijn opgetrokken. Dat heeft uitstekend gewerkt, ook bij ondergetekende.
Bij deze de ontcijfering van de CPB-cryptogrammen. Eerst de overschotten. Het kabinet kijkt alleen naar het ‘structurele EMU-saldo’. Dat is het financieringstekort gecorrigeerd voor de stand van de conjunctuur. Wouter Bos slaat zich op de borst met structurele overschotten, vanaf 2009 oplopend tot 0,9 procent bbp in 2011. Maar het is luchtfietserij: van die 0,9 procent bbp in 2011 is maar liefst 1,3 procent bbp gasbaten. Hetzelfde geldt voor de andere jaren. Schulden worden verminderd door bezittingen (aardgas) te verkopen. Zo kan iedereen overschotten boeken; de vermogenspositie van de overheid verbetert natuurlijk niet.
Om te weten of het begrotingsbeleid spoort, moet worden gekeken naar het ‘robuuste emu-saldo’. Daarin tellen de gasbaten niet mee, de conjunctuur, de rente-inkomsten en -uitgaven evenmin. Het robuuste saldo verslechtert van -0,1 procent bbp in 2006 naar -1 procent bbp dit jaar. En in 2008 verslechtert het robuuste saldo ook: naar -1,1 procent bbp. Niks overschot, dus. Ook niet in 2009 en 2010. Pas in 2011 eindigt Bos met een miniem overschotje van 0,2 procent bbp.
Volgens de conjunctuurindicatoren zit de economie in 2008 op haar top. Het CPB verwacht dat de economische groei daarna afzwakt tot de economie een conjunctureel neutrale positie bereikt in 2011, tenminste, als de sluimerende kredietcrisis geen roet in het eten gooit. Het robuuste tekort loopt op nu het goed gaat en verdwijnt pas als het weer minder gaat. Dat is onverstandig ‘procyclisch’ beleid: budgettair gas geven als het goed gaat en remmen als het slecht gaat. Het is ook politiek onverstandig om het dak pas te reparen als het gaat regenen.
Dan de vergrijzing. Door de vergrijzing nemen de toekomstige uitgaven (zorg en AOW) sneller toe dan de belastinginkomsten. De overheidsfinanciën zijn daarom niet houdbaar; toekomstige bezuinigingen of belastingverhogingen zijn onvermijdelijk. Houdbaarheid kan worden bereikt door nu te sparen en te koersen op een robuust financieringsoverschot van 3 procent bbp in 2011. Echter, sparen is niet noodzakelijk. De houdbaarheid verbetert ook door na 2011 de overheidsuitgaven te verminderen of de inkomsten te verhogen (bijvoorbeeld een hogere pensioenleeftijd en hogere bijdragen van welvarende ouderen aan de AOW en de zorg). Door toekomstige maatregelen daalt het houdbare robuuste saldo in 2011.
Zonder het beleid van Balkenende IV zou het robuuste overschot in 2011 0,8 procent bbp zijn geweest. Bij een houdbaar robuust saldo van 3 procent bbp is het ‘houdbaarheidstekort’ dan 2,2 procent bbp. Wat blijkt nu: na het beleid van Balkenende IV is het houdbaarheidstekort nog steeds 2,2 procent bbp! De kabinetsmaatregelen na 2011 verminderen het houdbare robuuste saldo weliswaar met 0,65 procent bbp, maar die winst verdampt volledig omdat de financiële teugels tot aan 2011 worden gevierd en het feitelijke robuuste saldo in 2011 met 0,6 procent bbp verslechtert. Netto doet de regering dus niets aan de vergrijzing. In 2011 zullen we weer terug bij af zijn.
Ten slotte, de coalitieafspraak om een derde van het houdbaarheidstekort weg te werken: dat is hooguit een kwart. De Miljoenennota rept er met geen woord meer over. Die afspraak is overigens onzinnig. Twee derde van de 0,6 procent bbp-verslechtering tijdens Balkenende IV zou zonder pardon over de schutting worden gekieperd en slechts een derde zou moeten worden weggewerkt met nieuwe maatregelen. Maar zelfs dát gebeurt niet.
Conclusie: Bos voert geen solide begrotingsbeleid. Hij verjubelt de gasbaten om te pronken met financieringsoverschotten. Hij geeft gas met hogere uitgaven in een hoogconjunctuur, maar moet budgettair remmen in een neergaande conjunctuur om de begroting niet te laten ontsporen. En hij doet niets aan de vergrijzing. Het is bedroevend, zeker voor een minister van Financiën die wel beter weet.