Isabella Weber in Berlijn, september 2022 © Marzena Skubatz / Laif / ANP

Het is 2014 als een bijzondere protestgolf voor onrust zorgt op economische faculteiten over de hele wereld. Van Manchester tot São Paulo, van Tel Aviv tot Harvard lopen studenten te hoop tegen het in hun ogen ‘onrealistische’ wereldbeeld dat ze op de universiteit krijgen opgedrongen. Volwassen geworden in het kielzog van het financiële fiasco hebben ze de buik vol van de zogenaamde ‘topeconomen’ die de groeiende ongelijkheid, klimaatverwoesting en financiële deregulering hebben goedgepraat. ‘Het is niet alleen de wereldeconomie die in crisis verkeert’, schrijven 65 groepen uit tientallen landen in een open brief. ‘Het economie-onderwijs beleeft ook een crisis.’

Een van die kritische studenten is een jonge vrouw uit Duitsland. In 2008 is ze in de Berlijnse collegebanken beland. Precies op het moment dat zakenbank Lehman Brothers het hele financiële kapitalisme dreigt mee te sleuren in zijn val. En dat terwijl kort daarvoor sommige van de meest prominente academici nog meenden dat de economie wel zo’n beetje ‘af’ was. ‘Dus ja’, beaamt ze droogjes in een online interview, ‘ik maak deel uit van de generatie die een kloof ervaarde tussen wat ons geleerd werd in de collegezaal en wat er buiten in de echte wereld gebeurde. Het was het momentum van die beweging, de behoefte aan een ander soort economische wetenschap, waardoor ik gemotiveerd raakte om naar de New School for Social Research in New York te gaan om verder te studeren.’

Een decennium later is Isabella Weber, inmiddels verbonden aan de universiteit van Massachusetts Amherst, hard op weg dé politiek-economische dwarsdenker te worden. Haar doorbraak kwam anderhalf jaar geleden. De wereldeconomie krabbelde op uit het coronadal, energie werd duurder. Bedrijven en hun klanten kregen te maken met een haast vergeten fenomeen: snel stijgende prijzen. In een opiniestuk in The Guardian wierp de talentvolle dertiger, geboren in Neurenberg, de vraag op of ‘strategische prijscontroles de inflatie kunnen helpen bestrijden’. Maximumprijzen hebben een beroerde naam, maar Weber wees erop dat ze na de Tweede Wereldoorlog de geldontwaarding hielpen beteugelen. Het idee werd desondanks weggehoond. Nobelprijswinnaar Paul Krugman noemde het op Twitter ronduit ‘dom’ − een uitspraak waarvoor hij al snel excuses aanbood.

Belangrijker was de reactie van overheden. In Den Haag gold een maximumprijs voor gas en elektriciteit lange tijd als luchtfietserij. Tot de regering vlak voor Prinsjesdag, onder druk van PvdA en GroenLinks, het roer omgooide. Inmiddels kent Nederland al enkele maanden een prijsplafond voor energie. Tot een verbruik van twaalfhonderd kubieke meter gas per jaar betalen huishoudens niet meer dan 1,45 euro. De rest legt de overheid bij. Voor elektriciteit geldt eenzelfde regeling. Dat geeft rust en zekerheid. Net als in Duitsland, waar Isabella Weber hoogstpersoonlijk zitting nam in de expertcommissie die hierover advies uitbracht.

Hoe kwam u erbij om, tegen de huidige economische consensus in, het idee van gecontroleerde prijzen nieuw leven in te blazen?

‘Bij het afscheid van de oorlogseconomie, rond 1945, bepleitten zelfs behoudende mainstream-economen als Irving Fischer en Paul Samuelson selectieve prijscontroles. Mensen hadden veel geld opgespaard. Ineens wilde iedereen die auto kopen, een koelkast en andere consumptiegoederen. Dat terwijl de fabrieken nog ingesteld waren op de productie van tanks en munitie. Grijpt de overheid op zo’n moment niet in, dan schieten zowel de prijzen als de winsten de lucht in en krijg je inflatie. Ook in de coronacrisis zagen we een razendsnelle verschuiving in economische activiteiten. Dat leidt tot bottlenecks, knelpunten.’

Eerst kochten we massaal wc-papier en mondkapjes, toen besloot het halve land het huis te verbouwen en uiteindelijk leek er tekort aan alles, van olie en containers tot hout en speelgoed. ‘Het verschil met de Tweede Wereldoorlog’, zegt Weber, ‘is dat landen toen uit een situatie kwamen waarin vrijwel alle prijzen gereguleerd waren. Maar ook nu nog wordt dertig procent van de prijzen in de eurozone gereguleerd door overheden of toezichthouders. Dat zeg ik niet, dat zegt Eurostat. Zo heel nieuw is mijn idee dus niet. En radicaal? Mensen menen dat ik tegen marktwerking ben. Maar een prijsplafond is een fijnzinniger maatregel tegen inflatie dan de rente verhogen, zoals de Federal Reserve en de Europese Centrale Bank doen. Op die manier remmen centrale banken de complete economie af.’

Om te voorkomen dat landen elkaar overbieden heeft ook de Europese Unie na lang steggelen en onder veel voorwaarden een maximumprijs voor gas ingesteld. Dat werkt heel anders dan het Nederlandse en Duitse prijsplafond. Welke aanpak heeft uw voorkeur?

‘Het prijsplafond komt neer op een herverdeling van de hoge kosten voor gas van huishoudens naar de overheid. Ik ben voor een Europese aanpak, maar dan wel als aanvulling op nationale subsidies zoals we die in Duitsland en Nederland zien. Je kunt op een wereldmarkt nu eenmaal niet eigenhandig een heel lage maximumprijs vaststellen. Dan wordt het gas aan andere landen verkocht. Maar het Europese plan kan wél helpen voorkomen dat de marktprijzen opnieuw alle records breken, zoals afgelopen zomer het geval was. Daarmee wordt een prijsplafond ook betaalbaarder voor Zuid- en Oost-Europese landen.’

‘In economisch opzicht blijken we extreem slecht toegerust op crises’

Het inflatiespook leek de afgelopen decennia in slaap gevallen. Sommige economen meenden zelfs dat het dood was. Waarom u niet?

‘Vanwege mijn onderzoek naar de Amerikaanse inflatie tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Lange tijd durfde ik me hierover niet hardop uit te spreken. Mensen zouden denken dat ik gek was. Toen eenmaal duidelijk werd dat de inflatie terug was van weggeweest, ontstonden er grofweg twee kampen. Aan de ene kant mensen als Larry Summers die de facto vonden dat de Amerikaanse overheid in de coronacrisis nooit zoveel steun had moeten geven aan arme mensen. Aan de andere kant degenen die menen dat de inflatie vroeg of laat weer overwaait. Dat maakte me heel boos. Vanuit het perspectief van iemand die twee ton per jaar verdient maakt inflatie die tijdelijk is inderdaad weinig uit. Maar voor huishoudens die moeten rondkomen van een klein budget, voor mensen die alle ruimte op hun creditcard gebruikt hebben, betekent dit het verschil tussen een precair leven leiden en daadwerkelijk het ontbijt moeten overslaan.’

Uw oplossingen − niet steeds de rente verhogen, maar inzetten op prijscontroles, aangevuld met strategische investeringen in bijvoorbeeld duurzame energie om het aanbod te vergroten − komen voort uit een afwijkende visie op inflatie. Leg uit, waarom wordt alles duurder?

‘Het oude idee is dat inflatie het automatische gevolg is van verruiming van de geldhoeveelheid. Hoe meer dollars er zijn, hoe hoger de prijzen. Dat monetaristische denken is geïnspireerd door Milton Friedman. Daartegenover staan keynesianen voor wie inflatie het resultaat is van een teveel aan vraag ten opzichte van de beschikbare productiecapaciteit. Allebei maken ze geen onderscheid tussen wélke goederen er duurder worden. Ik denk daarentegen dat inflatie ook kan voortkomen uit micro-economische schokken. Als die gebeurtenissen prijzen raken die systeemrelevant zijn, heeft dat gevolgen voor de hele economie.

In een recente publicatie heb ik met collega’s onderzocht welke kwetsbare sectoren deze monetaire instabiliteit kunnen veroorzaken. De olieverwerkende industrie voert de ranglijst aan. Daarna volgt de winning van olie en gas. Dat zit overal in. Worden olie en gas duurder, dan moet ook de chemische industrie haar prijzen verhogen, wat er weer voor zorgt dat we meer betalen voor producten als shampoo. Op de derde plaats staat huisvesting. De huurprijs of hypotheek neemt nu eenmaal een groot deel van de bestedingen van huishoudens in beslag.’

Ter linkerzijde wordt gesproken van graaiflatie: prijzen zouden stijgen omdat gulzige bedrijven hun winst opvoeren. ‘Het staat buiten kijf dat de winsten sterk zijn gestegen. Maar graaigedrag alleen biedt geen verklaring’, zegt Weber. ‘Dat was er namelijk ook al vóór de pandemie. Toch waren de prijzen toen stabiel. Ik denk dat het daardoor te riskant was voor bedrijven om hun prijzen fors te verhogen ten opzichte van de concurrentie. Zelfs in sectoren die gedomineerd worden door een klein aantal ondernemingen. Dan verlies je immers marktaandeel. Het alternatief was de winst opvoeren door in de kosten te snijden.’

Waarom konden ze in de coronacrisis wél de prijzen verhogen?

‘Dat is de echt interessante vraag. Neem fietsen. Iedereen wilde er een. Omdat alle producenten met dezelfde tekorten kampten, konden ze amper marktaandeel kwijtraken. De klant had immers geen andere opties. Als alle fietsfabrieken wachten op dezelfde schepen met dezelfde onderdelen uit China, is het daarom wél mogelijk je fietsen fors duurder te maken. Een aanvullende verklaring zie je bij de oliegiganten. Tijdens de pandemie kelderden de prijzen en sloten ze hun minst productieve locaties. Toen de economie weer openging, hebben ze niet alle locaties heropend. Waarom zouden ze? Ze zagen de olieprijzen stijgen en hun kosten dalen, met als gevolg recordwinsten. Dat is het verhaal dat bedrijven als Exxon zelf vertellen tegen hun investeerders.

‘Graaien aan de top verklaart deze inflatie niet’

Natuurlijk zullen ook werknemers reageren op de inflatie. De uitkomst hangt af van hun onderhandelingsmacht. Zo bezien verwacht ik dat, over de gehele linie, er op zijn best sprake zal zijn van behoud van koopkracht. Zeker niet van loonstijgingen die de inflatie aanjagen.’

Er wordt veel geklaagd over dure boodschappen. De inflatie in de eurozone bedraagt 8,5 procent, voedsel en drank kosten in Nederland zelfs 15 procent meer dan een jaar geleden. Desondanks trekken consumenten aan de kassa braaf de portemonnee. Waarom?

‘Je kunt niet zeggen: ik ga de komende vijf dagen helemaal niets eten. In sommige gevallen is er nu eenmaal weinig keuze. Maar dat is niet het enige. De veranderende verwachtingen van klanten spelen net zo goed een rol. Consumptie is een sociale relatie. Denk aan de koffie die je elke ochtend op weg naar het werk koopt bij dat ene winkeltje. In 2019 hadden jij en ik een helder idee hoeveel euro dit kostte. Had de barista ineens twee euro méér gevraagd, dan waren we verontwaardigd geweest. Omdat het voelt als valsspelen. Die intuïtie van wat een eerlijke prijs is, is weggevaagd. We zien elke dag in het nieuws dat er oorlog is, en andere problemen. Daardoor ontstaat er begrip voor stijgende prijzen. En uiteindelijk raken mensen gewoon het spoor bijster van wat hun boodschappen zouden moeten kosten. Dat is wat er nu gebeurt. Voor bedrijven wordt het dan nog makkelijker om de prijzen verder te verhogen.’

In 2021 verscheen uw eerste boek, How China Escaped Shock Therapy. Wat heeft die geschiedenis met inflatie en prijsplafonds te maken?

‘In het socialistische China heerste tekort aan energie, staal, katoen, graan − aan allerlei cruciale producten. Mijn boek gaat over het grote debat dat hierover werd gevoerd in de jaren tachtig. Na de dood van Mao vonden de aanhangers van de vrije markt dat China zo snel mogelijk moest liberaliseren. De juiste prijsprikkels en marktsignalen zouden er dan voor zorgen dat de schaarste verdween en de tekorten snel verholpen waren. Tegenstanders van die schoktherapie waarschuwden dat het zo niet werkte. De prijzen van cruciale goederen zouden van de ene op de andere dag exploderen. In een economie waarin arbeiders nog eigenaar waren van fabrieken, had dat bovendien tot forse looneisen geleid. Met als gevolg een loon-prijsspiraal en hyperinflatie. In die situatie kan er helemaal geen sprake zijn van marktwerking en prijsprikkels. Zodra de waarde van geld onvoorspelbaar is, worden prijzen irrationeel en onbetrouwbaar. Je krijgt dan dus het tegenovergestelde van wat je beoogt.’

De neoliberale schoktherapie heeft de Russische economie opgeblazen. De strategie van geleidelijke hervormingen was succesvoller. China is de werkplaats-van-de-wereld geworden en een economische grootmacht. Maar dat is toch nog altijd onvergelijkbaar met de uitdagingen waar de westerse economieën voor staan?

‘Zeker! Chinese staatsbedrijven hadden grote moeite te reageren op plotselinge veranderingen in vraag en aanbod. Hoogtechnologische ondernemingen zoals wij die tegenwoordig in Europa en de Verenigde Staten kennen, zijn daar veel beter toe in staat. En toch herkende ik in de expertcommissie over het energieplafond het nodige van dit historische debat. De meeste economen haten het idee van prijscontroles. Omdat het de noodzakelijke aanpassing van bedrijven en industrieën aan het nieuwe normaal, met hogere energieprijzen, zou vertragen. Maar hoe zit het met de schade in de tussenliggende periode? De vertegenwoordiger van de verhuurders in de commissie waarschuwde dat mensen hun huur niet meer konden betalen. En sommige industrieën zouden misschien helemaal vertrekken uit Duitsland. Het was, kortom, alsof ik een ongeschreven hoofdstuk van mijn boek beleefde.’

Burgers lijken te snakken naar een terugkeer van rust en stabiliteit. Hoe realistisch is dat?

‘We zitten op dit moment in een hartstikke gekke economie. Alles en iedereen lijkt van slag. Eén voorbeeld: beleven we nou een recessie of niet? Dat is kenmerkend voor ons tijdperk van overlappende calamiteiten. De onvoorspelbaarheid wordt systeemeigen. Eerst was er de pandemie, toen de Russische oorlog in Oekraïne, en wie weet welke schokgolven er nog zullen volgen. Op dit moment is er al een kleine gaande: de vogelgriep. Hier in de Verenigde Staten stuwt dat de prijs van eieren op. Sommige mensen zijn sowieso veganist, maar voor anderen is dit misschien wel de belangrijkste bron van eiwitten.’

Hoe kunnen economen, in de geest van de kritische studenten tien jaar terug, bijdragen aan een betere, rechtvaardigere wereld?

‘Klimaatwetenschappers waarschuwen dat alle gevreesde kantelpunten eerder plaatsvinden dan voorspeld. Het water in de Mississippi daalt en daalt. De rivieren in Duitsland ook, waardoor steenkolen niet vervoerd kunnen worden van A naar B. Californië kampt met een enorme droogte, met als gevolg stroomuitval. Laat al die gebeurtenissen eens tot je doordringen! En bedenk dan wat te doen in een dergelijke wereld. Rijke landen bereiden zich allang voor op natuurrampen. Maar in economisch opzicht blijken we extreem slecht toegerust op onverwachte crises. Dat zagen we drie jaar geleden met corona, dat zien we nu met de oorlog in Oekraïne en de gasschaarste. Het lijkt me niet meer dan verstandig om daar fundamenteel wat aan te veranderen.’