Minister Hirsch Ballin geeft toe dat de vrijheidsberoving van de webmaster van Ravage Digitaal ‘onvoldoende zorgvuldig’ was. Afgegaan was op een passage in een column (‘Wilders’ kop eraf en wellicht een nieuw “Volkertje”‘), voorbijgaand aan het feit dat de tekst 'van satirische aard’ was. Dus moet het Openbaar Ministerie werken aan ‘versterken van de professionaliteit’ bij beoordeling van het ‘op een artistieke, uitdagende, scherpe manier’ deelnemen aan maatschappelijk debat (de Volkskrant, 10 augustus).
Geestig. Natuurlijk is het bewaken van vrijheid in het debat een ernstige zaak. Maar ik stelde me die bijscholing van officieren van justitie voor waarin wordt onderwezen wat belediging subsidiair bedreiging is en wat satire. En vroeg me af hoe tv-satirici van verschillende generaties en stijlen - Zo is het, Farce Majeure, Van Kooten en De Bie, Jiskefet, Kopspijkers, Koefnoen - die cursus in scène zouden hebben gezet. Zeker is dat de docenten in al die virtuele sketches het zwaar zouden krijgen, al was het maar vanwege de definitie-kwestie. Met ‘hekeldicht’ kom je er echt niet. Neem alleen die opsomming van Zo is het tot Koefnoen: voor de orthodoxe satireliefhebber zijn sommige programma’s daarin geen satire want te braaf; of parodie; of louter absurdistisch. En dan ontbreken nog Spaan en Vermegen en BNN’s De Nieuwste Show: satire genoemd maar volgens menigeen bot in plaats van snijdend, ongein in plaats van gein. Goed, dat zijn kwaliteitscriteria. Maar neem het soms briljante Jiskefet: Herman Koch zelf zegt dat dat geen satire is. En waar plaatsen we Wim T.? Die vraag is ooit beantwoord door niemand minder dan H.J.A. Hofland. In Het Barend Servet effect (1974) geeft hij een prachtige analyse van het Schippers-universum. Dat in het repertoire van Haché en Van Oekel satirische passages zouden voorkomen bestrijdt hij. Want satire ontstaat ‘uit politieke of algemeen morele verontwaardiging’ en dient ‘om bepaalde toestanden op een bijzondere manier te verhelderen, zó dat tenslotte alom de noodzaak van verbetering wordt ingezien’. Schippers’ werk, zegt Hofland, ‘is beschrijvend, niet concluderend’, laat staan dus oproep tot verbetering.
Uit zijn definitie sprak geloof in effect van satire, in maakbaarheid. Misschien is de droom van een enkele satiricus wel dat schijnheiligheid wordt ingezien of de tiran verdreven, maar voor dat laatste zijn meestal geweren of zwaarder geschut nodig. Hoe meer tirannie, des te minder kans op satire trouwens. Kopspijkers en Koefnoen (niet de scherpsten) zouden in Italië prompt van de buis verdwijnen zodra ze zich als Silvio lieten schminken. En dat is dan nog een democratie. Satire wordt immers ook door machthebbers als gevaarlijk gezien. En hoe meer macht die hebben, hoe gevaarlijker de satire - voor degenen die satire bedrijven. Satire levert overigens ook dreiging van onderaf op. Deense cartoons deden dat, maar ook de Moeder van alle Nederlandse Satire - Zo is het toevallig ook nog es een keer. Wie Beeldreligie ziet stelt vast dat een verstandige gelovige het hartgrondig met Peter Lohr eens moet zijn: hier wordt immers afgod ‘televisie’ aangevallen en niet God. Desondanks ging een beerput, inclusief antisemitisme, open, en nam sindsdien de invloed van die afgod alleen maar toe. Jacobse en Van Es wisten met hun satire de onderkant juist te enthousiasmeren in anti-satirische zin - zozeer dat hun geestelijke vaders zich gedwongen zagen hen om zeep te helpen. Een van de weinige concrete resultaten van satire, als het waar is, is de moord op het alcoholvrije bier Buckler, aangejaagd door Youp van ‘t Hek. Juist omdat Bram en Freek met satire onvoldoende bereikten werden ze rechttoe rechtaan actievoerders rond de boycot van het WK voetbal in Argentinië. Ook vergeefs.
De smalle definitie van satire gaat uit van woedende gedrevenheid en streven naar resultaat. Hanteren we die, dan heeft de Nederlandse televisie nauwelijks satire gekend. De onbetwiste meetlat van wat ik toch satire wil noemen is gelegd door Wim de Bie en Kees van Kooten - ter hoogte van de Himalaya. Maar neem wethouder Hekking, prof. dr. Akkermans: in die personages waren onuitstaanbaarheid en aandoenlijkheid versmolten. Veel meer 'wie lacht niet die de mens beziet’ dan ‘naar het schavot’. Noch de geestelijke vaders, noch de kijker meende een seconde dat door die satire het menselijk tekort de wereld uit geholpen zou worden. Sterker, die wereld zou zonder zulke types heel wat saaier zijn. In werkelijkheid, maar zeker op tv. Want satire is een specifieke vorm van verstrooiing. Soms doet het pijn, meestal niet. In tegenstelling tot Berlusconi zeggen Nederlandse politici stiekem te genieten als ze gepersifleerd worden in veelbekeken programma’s. Zelfs als ze liegen tekent dat de onschadelijkheid. Tv-satire is een vak waaraan lang niet altijd diep gevoelde noodzaak ten grondslag ligt en waarmee, terecht, geld verdiend wordt. Wat telt is de vakkundigheid en brille waarmee die wordt gemaakt. Kwam satire, net als de kogel, van links, sinds een tijd ook van rechts. Gregorius Nekschot ging Ravage voor. PowNed kondigt satire aan, dreigend dat die niet gezellig zal worden. En, vrees ik, niet briljant. Tegelijk verdwijnt Dit was het nieuws. De Grootste Familie van Nederland zegt met pijn afscheid te nemen van haar zwarte schaapje. Tja. Ik zal ze missen, Jan-Jaap en Raoul, minst vrijblijvende van de satirici. Vanwege hun ernst. En Schippers? Inderdaad geen satire. Wel geniaal.
Soms doet het pijn
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2009/lira
www.groene.nl/2009/lira