
‘Omdat ik talent bleek te hebben, besloten ze me vanaf het begin af aan als professioneel schaakster op te voeden. Ik trainde intensief en werd op twaalfjarige leeftijd ontdekt door de toenmalig wereldkampioene.
Een jaar later werd ik zelf wereldkampioene bij de jeugd, waarop ik een vierkamerappartement van de regering cadeau kreeg. Als beloning en erkenning van mijn prestatie, maar ook als stimulans om in de hoofdstad te gaan wonen, zodat ik beter kon trainen.
Vanaf mijn twaalfde kreeg ik een salaris vergelijkbaar met dat van een universiteitsdocent, ik werd gesteund door het sportcomité en vanuit het ministerie van Onderwijs werd er veel rekening gehouden met mijn schoolcarrière. Ik mocht lessen missen, zodat ik maar kon blijven schaken.
Als kind besef je weinig van de bijzondere situatie waar je je in bevindt. Je geniet van de winst, van de successen en van de aandacht die je krijgt, maar tegelijk overkomt het je allemaal. Je krijgt heel veel en je mist heel veel, en je weet niet wat je daarvan moet vinden. Ik kon bijvoorbeeld minder buitenspelen met leeftijdgenootjes, en de kinderen die ik ontmoette tijdens schaaktoernooien waren tegelijk vrienden en tegenstanders.
Tijdens het spelen van een partij kan het contact met je tegenspeler per keer verschillen. Elke speler heeft zijn eigen stijl: de een is ongeduldig, de ander extreem geconcentreerd en een derde simpelweg irritant. Per spel moet je dan ook je denkpatroon een beetje aanpassen.
Bij snelschaken kan het zijn dat je tegenstander probeert te achterhalen met welke zet je in je hoofd bezig bent, zodat hij of zij al verschillende zetten kan voorbereiden om tijd te winnen. Als antwoord daarop kun je je handen voor je ogen doen in een denkpositie. Zo kun je je afsluiten voor de ander en nadenken over mogelijke zetten op het bord zonder dat je blik je verraadt.
Schaken is een psychologisch spel en je moet anticiperen op wat de ander doet. Maar tegelijkertijd is het ook gevaarlijk om op de ander te reageren. Sommige mensen hebben een pokerface en laten niet zien wanneer ze een fout hebben gemaakt. Anderen proberen je juist weer op het verkeerde been te zetten. In zulke gevallen is het soms maar beter om alleen je eigen spel te spelen en niet verder dan het schaakbord te kijken.’
Tea Lanchava (1974) is tweevoudig jeugdwereldkampioene, werd in 2005 internationaal schaakgrootmeester en in 2012 Nederlands kampioen bij de dames. Zij werd geboren in Georgië, waar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 een onrustige periode aanbrak. Ze besloot bij haar Nederlandse vriend te gaan wonen en haar schaakcarrière in de Duitse en Nederlandse competitie voort te zetten. Inmiddels combineert ze professioneel schaken met een eigen consultancybureau in de financiële branche. Haar zoon van achttien schaakt ook.