Stanislas (Stan voor vrienden) stond zondag in de finale van het ABN Amro-tennistoernooi, tegen Tomas Berdych, en hij won ook nog. Op vierkante wijze.
Sport gaat om schoonheid. Dat is waar ik altijd op hoop als ik naar sport kijk: een soort schoonheid die ik ergens anders niet tegenkom. En soms lukt het. Vaak lukt het niet. Bijvoorbeeld in die ABN-finale. Berdych, de Tsjech, tegen Stanislas Wawrinka, of had ik dat al gezegd? Wawrinka stond en liep erbij als een dikke papzak. Als hij een hupje deed voordat hij ging serveren, trilhopten zijn borsten mee. And that’s not a pretty sight.
Tomas Berdych daarentegen stond erbij als een atleet, niet als een hobbezak die per ongeluk kan tennissen. Als een gedoemde topper, een stilist van nature. Dat scheelde hem uiteindelijk zo’n twee ton.
Het ABN Amro-toernooi is eigenlijk een beetje sneu. Het is geen groot toernooi en trekt dus niet de Grote Tennissers aan. Geen Nadal, Murray, Federer en Djokovic. Geen Sjarapova en Williams.
Maar wel Wawrinka, dus.
Een Zwitser is het, en 29 jaar oud. Prijzengeld tot nu toe $ 12.275.199. Geen nieuweling, geen jonkie, geen jong talent, gewoon, een degelijke toptennisser, die af en toe doordringt tot een kwartfinale in een grand slam-toernooi. Maar geen kleine jongen. Eén meter drieëntachtig groot.
Maar hij ziet eruit als een kleine jongen.
Stanislas Wawrinka is vierkant, en flabberig. Hij ziet eruit als een… als een wawrinka. (Dat woord gebruiken we voortaan voor dingen die onverwacht log en overdreven robuust zijn, met hangende flappen van vettigheid eraan – een beetje zoals in de encyclopedie die Foucault beschrijft waarin de Chinese keizer het dierenrijk onderverdeelt in fabelachtige categorieën. ‘Wat een mooi wawrinka tafeltje heb je daar staan. Van welke ontwerper is dat?’ Maar dit terzijde.) Hij is vierkant. En op een of andere manier hoort vierkant niet bij sport. Niet voor niets zeggen ze in het wielrennen: ‘Hij zit vierkant op zijn fiets.’ Dat betekent dat een wielrenner het tegenovergestelde is van stijlvol. Dat hij geen souplesse heeft. Dat hij (natuurlijk bedoelen we hier ook zij, sterker nog, vaak ís het een zij) van hout lijkt in zijn bewegingen, als een trekpop, zoals Angela Merkel in zo’n kort en krap jasje. Ook zeggen ze wel: ‘Hij sprint als een strijkijzer.’ Een strijkijzer is ook een vierkantachtig ding. In een van de mooiste sporten is vierkant wel het aller-, allerlaatste waar je op zit te wachten: schaatsen. Schaatsers haten alles wat vierkant is. Van de messen tot de buizen tot de schoenen tot het pak tot de ijsbaan – alles moet in enige mate rond zijn. De band om de arm. De fles met zuurstof na de 1500 meter. De medaille. De muts. Maar vooral het rondje, waar uiteindelijk de Rus met de mooiste ronde naam het snelst was – want is Pavel Koelizjnikov niet een volmaakt mooie ronde naam voor een superschaatser?
Stel je de 500 meter voor. Eerst een recht eind, dan een bocht, dan een kruising, dan weer een bocht, en dan weer een recht eind.
En denk nu aan Pavel Koelizjnikov. Niet alleen aan hem zelf, maar hou ook zijn naam in gedachten terwijl je de 500 meter schaatst – in diepe gedachten.
Eerst de start.
De starter roept: ‘Rea-ea-ea-dyyy!’ (Dat klinkt als ‘Pa-aaa-aa’)
En schiet! (Dat klinkt als een fel ‘Vel!’)
Pavel gaat op weg. In de eerste meters moet hij tot schaatsen zien te komen. Een kwestie van timing, van balans. Van rust en ontspanning.
Eerst hoog, dan lager, nog lager, ophouden met rennen, gaan schaatsen, en de bocht in. Dat klinkt precies als:
Koe-oe… li-i-izj… ni-i-i… kóv!
En bij ‘kóv’ duikt hij de bocht in. Hij schaatst de mooiste bochten. Op het ritme van koe-lizj-ni-kov (twee keer). En komt de bocht uit.
Op het rechte eind is het weer: páa-vél! páa-vél! páa-vél! páa-vél! Wat een snelheid. En wat een verzengende schoonheid. De schoonheid wint. Omdat Koelizjnikov een ronde naam heeft. Oe-oe-oe—i-i-i-i – i-i-i – o-o-o-o!