Twee keer in mijn leven ben ik in New Orleans geweest. De eerste keer omdat ik als tiener naar niets liever luisterde dan naar de grimmige poëzie, oftewel gangsterrap, die in die stad gemaakt werd, de tweede keer omdat ik de mogelijkheid had om de oervader van die New Orleans-hiphop te interviewen. Zijn naam: Master P, zijn voornaamste onderwerpen: geweld, armoede, drugdeals. Juist omdat de getto’s die hij zo levendig beschreef – ‘My little brother died back in New Orleans/ Pop pop boom and it killed him, hear him scream’ – zo ontstellend ver van me af stonden, werd ik ertoe aangetrokken. Dit was een gevaarlijke wereld die ik niet kende en die ik nooit helemaal zou kunnen bevatten, maar ik wilde er heel graag een glimp van opvangen.
Hoezeer Oester ook van het werk van Master P verschilt, toch leunt deze roman van John Biguenet (1949, New Orleans) sterk op dezelfde ingrediënten als P’s raps: ook dit verhaal speelt zich af in Louisiana, ook hier speelt excessief geweld een hoofdrol en ook bij Biguenet komt het broeierige land van zuidelijk Amerika naar voren als iets gevaarlijks. Ik las Oester (2003) tijdens mijn tweede verblijf in New Orleans. Het verhaal zelf maakte niet eens zoveel indruk – kort gezegd draait het om de achttienjarige Thèrese die uitgehuwelijkt wordt omdat een ramp de lokale oestervisserij heeft verstoord; Thèrese verzet zich bruut tegen haar lot – maar het beschreven landschap greep me aan. Dat viel precies samen met wat ik overal om me heen zag, klam, onheilspellend, en het liep nauw over in de soundtrack van mijn puberteit. Ik weet nog goed dat ik onderweg was naar mijn afspraak met Master P, Biguenets roman lag op mijn schoot, ik reed door een vervallen achterbuurt en had geen idee wat er ging gebeuren, voor me ontvouwde zich een duistere, ondoorgrondelijke wereld waarin ik niets te zoeken had – en toch was ik even volstrekt op mijn plaats.