Maar op de achtergrond spelen de spanningen over de Catalaanse roep om onafhankelijkheid mee. Bij de recente twist tussen de Spaanse regio’s Aragón en Catalonië raken de gemoederen dan ook snel verhit.
Het gaat om dertiende-eeuwse muurschilderingen van Santa María de Sigena, een klooster in het oosten van Aragón aan de grens met Catalonië. In augustus 1936 raakten het klooster en de fresco’s zwaar beschadigd bij een brand. Dat gebeurde tijdens de eerste weken van de Spaanse Burgeroorlog. Een internationale expert redde wat er te redden viel en bracht de fresco’s over naar Barcelona. Daar worden ze nog steeds tentoongesteld in het Nationale Museum voor Kunst, samen met andere kunstschatten uit Sigena die door de nonnen van dat klooster in de jaren tachtig en negentig verkocht zijn aan het Catalaanse museum.
De regionale regering van Aragón vond dat de verkoop onrechtmatig was, maar het Grondwettelijk Hof wees een klacht af. Toch bleven de regio Aragón en de gemeente Sigena stug doorprocederen tegen hun Catalaanse buren. Net zo lang tot een lokale rechtbank in Huesca (Aragón) de verkoop illegaal verklaarde. De Catalaanse regioregering ging in beroep, maar de rechter bleef onverbiddelijk: in afwachting van de beroepszaak moesten de kunstvoorwerpen – schilderijen, houtsnijwerken en fresco’s – voorlopig terug naar het klooster.
De rechter zag daarbij echter een klein detail over het hoofd. Het probleem is dat de meest waardevolle objecten, de fresco’s, niet teruggegeven kúnnen worden. Tenminste, niet zonder dat ze ernstig beschadigd raken. Dat was de conclusie van de Italiaanse expert Gianluigi Colalucci, restaurateur van de Sixtijnse Kapel, aangehaald door de Catalaanse regioregering in haar bezwaarschrift. Zou het dan niet redelijk zijn om op z’n minst het definitieve vonnis af te wachten? De rechter vond van niet. Een krant uit Huesca ging nog iets verder. Volgens het blad zou Colalucci gezegd hebben dat de fresco’s terug moeten naar Sigena. Dat bleek een pure leugen, tot verontwaardiging van de Italiaanse expert.
De kunstschatten van Sigena zijn verspreid over musea in tal van Spaanse steden, zoals Madrid, Toledo, Huesca en Zaragoza. Maar vreemd genoeg eisen de Aragonezen alleen de terugkeer naar Sigena van kunstvoorwerpen die zich in Catalaanse musea bevinden, daarbij van harte aangemoedigd door de Spaanse media. De Catalanen kijken er niet eens meer van op.