Het spreekt voor zich dat De Groene Amsterdammer, onafhankelijk weekblad sedert 1877, een lange traditie heeft van zulke stukken over Richard Wagner - want dat is het probleem: in de zichzelf serieus nemende kunstkritiek kun je niet onder hem uit. Martin van Amerongen, tot aan zijn dood in 2002 hoofdredacteur, had bijna geen liever onderwerp dan Wagner. In 2000 reisde hij naar Japan, Tokio, om een opvoering van Tristan en Isolde te zien, een opera die volgens hem draaide om universele zelfvernietigingsdrang - iets wat hij voor het hele oeuvre van Wagner vond gelden:
‘Het is een en al zinnenprikkelende sublimatie: “So stürben wir um ungetrennt, ewig einig ohne End, ohn’ Erwachen, ohn’ Erbarmen, namenlos in Lieb’ umfangen.” Met andere woorden, eigenlijk hebben de jonggelieven niets overspeligs in de zin.
Zij willen alleen maar dood.
Tristan en Isolde, het is een even beroemd als morbide liefdespaar. Ik turf in de marge van het tekstboek het aantal stervensverwijzingen. Het zijn er 22, waarbij met name Tristan het niet bij woorden laat. In de loop van het drama zal hij drie maal een zelfmoordpoging ondernemen, de laatste keer met succes.‘
Want Wagner stelt ook niet teleur, ook niet negenduizend kilometer bij Bayreuth vandaan. En ook de Japanse toehoorder blijkt er volgens Van Amerongen gek op:
'Applaus. Bravogeroep naar Milanees model. Zakken en halen. Een Japans meisje geeft Isolde de eerste bos bloemen, die hiervoor met een genadig knikje bedankt. Brangäne krijgt de tweede. Het meisje buigt. De zangeres buigt terug. Het is een emotionerend moment. De twee culturen streefden er tot voor kort naar hun diverse steden naar het stenen tijdperk terug te bombarderen. Nu, vijftig jaar laten, celebreren zij gezamenlijk, in alle vrede, een werk van Richard Wagner; een politieke blindganger, zij het een groot kunstenaar, wiens ideologische dwaalwegen inmiddels in het moeras zijn gestrand.’
Van Amerongen kan het niet laten te verwijzen naar het nazisme (‘een politieke blindganger’). Net als bij Woody Allen is Wagner onomwonden vervlochten met de grootste misdaden van de twintigste eeuw. Maar ook daarin schuilt het vermogen van de figuur Wagner; dat hij zowel het Grote Kwaad als de Grote Schoonheid vertegenwoordigt. Er hangt iets mystieks om hem heen - precies wat Wagner zelf altijd gewild had.
In de tweede aflevering van de AAA-serie van het Koninklijk Concertgebouworkest staat een van Wagners bekendste werken centraal, Lohengrin, gedirigeerd door Ivan Fischer. Fischer, verderop in deze bijlage geïnterviewd, koppelt Lohengrin, het klassieke verhaal van de heldhaftige zwanenridder die zijn identiteit niet wil prijsgeven, aan Bartóks Hertog Blauwbaards burcht. Samen vormen ze het hoofdthema van de tweede AAA-aflevering, Het geheim.
Bij Wagner (zie het stuk van Bas van Putten, verderop in deze bijlage) is het hele leven een goddelijk geheim, dat alleen geopenbaard zal worden aan degene die dat leven opoffert. Bij Bartóks fabel van Blauwbaard is er een meer tastbaar, universeel geheim: Blauwbaard is de man met een concreet geheim, een kamer waarin niemand mag komen. Het is ook een geweldig symbool (zie het stuk van Xandra Schutte) dat keer op keer opnieuw wordt geherinterpreteerd. Denk aan Don Draper, de (anti)held uit de bejubelde tv-serie Mad Men, hij heeft een geheime kamer - bij hem in de vorm van een schoenendoos vol documenten, in een lade (die op slot zit). Of denk aan de populaire tv-serie In therapie: de kijker (een half miljoen per aflevering) ziet hoe de patiënten meegevoerd worden hun eigen psyche in, en uitgedaagd worden de geheugenkamer in te gaan die ze zelf op slot houden.
De eerste aflevering van de AAA-serie van het Concertgebouworkest, rond het thema ‘Klank en kleur’, begint donderdag 23 september; deze tweede rond ‘Het geheim’ begint 28 oktober. Zoals gebruikelijk is er weer veel om naar te luisteren - maar eerst: veel om over te lezen.
JOOST DE VRIES
