‘Er zijn dingen waarvan we weten dat we ze niet kunnen. We kunnen niet Irak herscheppen naar onze beeltenis, Syrië ook niet, Libië niet en Jemen evenmin. Dat is voorbij.’
Het zou het mooist zijn als deze woorden zonder afzender even konden blijven hangen. Een afzender geeft immers meteen kleuring aan hoe de lezer die woorden interpreteert.
Maar vooruit. Dit is geen uitspraak van vvd-fractievoorzitter Halbe Zijlstra, maar van de Fransman François Heisbourg, een man die denkt, schrijft en adviseert over internationale betrekkingen. Zijn uitspraak, gedaan in een recent interview in de Volkskrant, doet echter wel terugdenken aan het artikel van Zijlstra van bijna een jaar geleden waarin hij pleitte voor een realistisch buitenlandbeleid van Nederland waarin het opgeheven vingertje eens niet het eerste is dat buitenlandse regimes te zien krijgen. De vvd-fractievoorzitter kreeg een kruiwagen kritiek over zich heen. Toch was ook zijn boodschap toen: we kunnen buitenlanden niet herscheppen naar onze beeltenis.
Eind deze week gaan de Europese regeringsleiders in Brussel onder voorzitterschap van minister-president Mark Rutte proberen de Europese Unie bij elkaar te houden. Dit dichtbije buitenland tot een eenheid scheppen is inmiddels al ingewikkeld genoeg. In het verleden heeft de EU weliswaar menige crisis doorstaan, waardoor we murw zijn geworden voor het dreigen met een uiteenvallen van de Unie, maar ik vrees dat behaalde resultaten uit dat verleden geen garantie zijn voor de toekomst.
De oorlog in Syrië is de directe oorzaak van de storm waarin de EU en haar lidstaten verkeren. De vluchtelingenstroom die erdoor op gang is gekomen is voor de Europese burgers het in de eigen omgeving meest zichtbare gevolg van die oorlog. Het opvangen van die vluchtelingen en het onder controle brengen van de stroom is het meest in het oog springende onderwerp van debat, in de politiek, in huiskamers en op straat, waar het al lang niet meer bij debatteren blijft.
Maar daarachter speelt de dreiging van een grotere oorlog dan die in Syrië. Een nieuwe Koude Oorlog, wordt wel gezegd. Een term die ze in de door de Russen onder vuur genomen Syrische stad Aleppo wel vreemd zullen vinden. En waarvan de Litouwse president Dalia Grybauskaite zei: ‘Rusland doet aan openlijke militaire agressie in Oekraïne, in Syrië. Er is niets kouds aan.’
Eind deze week is het niet alleen de vraag of de EU een gezamenlijk antwoord heeft op de vluchtelingencrisis die haar voortbestaan bedreigt, maar ook of het staakt-het-vuren in Syrië waartoe de VS en Rusland vorige week in München besloten daadwerkelijk het bombarderen door de Russen doet stoppen. Dat laatste wordt onwaarschijnlijker geacht dan het eerste. Het daadwerkelijk onder controle krijgen van de vluchtelingenstroom door de EU is echter wel mede afhankelijk van dat staakt-het-vuren. Zie hier hoe – in een notendop – Russische bommen op Aleppo de eenheid in Europa onder druk zetten. Tegen deze achtergrond zoekt Europa, en daarbinnen ook Nederland, naar een manier om de vluchtelingenroute vanuit Turkije via de Egeïsche Zee naar Griekenland te stoppen: omdat er zoveel mensen bij verdrinken, omdat het de portemonnee van mensensmokkelaars spekt en omdat veel mensen via die zee Europa weten binnen te komen.
Bij het ‘droogleggen’ van deze route is echter de hulp van Turkije nodig. En daar komt dat ‘herscheppen naar onze beeltenis’ in zicht.
Wie instemmend knikte bij het idee dat het herscheppen van een land in de werkelijkheid onmogelijk blijkt te zijn, zich realiseert dat dit westers wensdenken is, moet zich afvragen of dit ook voor Turkije geldt. Als het antwoord daarop ja is, dan had in ruil voor het ‘droogleggen’ van de smokkelroute de wortel van het EU-lidmaatschap en het afschaffen van de visumplicht niet aan Turkije moeten worden voorgehouden. Dat wekt niet alleen verwachtingen bij de bevolking, wat een negatieve dynamiek kan veroorzaken als het een fopspeen blijkt te zijn, maar heeft ook een ander gevaar in zich.
Bij het debat vorige week in de Tweede Kamer over het onder controle krijgen van de vluchtelingenstroom was de angst dat Europa door haar afhankelijkheid van Turkije de speelbal van dat land wordt onverbloemd aanwezig. Hoe vaker premier Rutte zijn dankbaarheid jegens de Turken uitte voor het opvangen van zo’n 2,5 miljoen Syrische vluchtelingen, des te groter de vrees bij onder meer oppositiepartijen cda en d66 dat de EU het niet zo nauw zal nemen met de criteria waaraan Turkije formeel moet voldoen om de visumplicht voor Turkse reizigers versneld te kunnen afschaffen en om te kunnen toetreden tot de EU. ‘Niks versneld of wat dan ook met dít Turkije’, zei d66-fractievoorzitter Pechtold. ‘Turkije is een land met een januskop’, oordeelde cda-leider Buma. Ze zeiden daarmee dat het huidige Turkije geen land is naar onze beeltenis. De Koerden, de persvrijheid, mensenrechten: het zijn onderwerpen waarop Turkije niet voldoet aan Europese criteria.
Hoewel Rutte bleef herhalen dat aan de criteria zal moeten worden voldaan, Pechtold en Buma weten dat het niet voor het eerst zou zijn dat de EU het met die criteria niet zo nauw neemt en om geopolitieke redenen er maar op hoopt dat een nieuw EU-lid zich in de toekomst dan alsnog zal ‘herscheppen naar onze beeltenis’. Mocht de EU de huidige crisis overleven, dan zou daarmee de volgende zich al weer aandienen. Verdraagt de Unie het als een groot land lid wordt dat niet herschapen is naar onze beeltenis?