
Een volgende avond bevinden we ons in de krochten waar nieuwe toneeltalenten hun bestaansrecht naar binnen roffelen in voorstellingen van het Internationaal Theaterscholen Festival, kortweg ITs. De kranten melden voorts de laatste reutels van Oerol (waar ik al jaren niet meer kom) en de eerste rooksignalen van de Parade (idem). In de Middeleeuwen klonk dat alles bij elkaar ongeveer zo: hier spelen sie – en wel altijd en overal en nooit niet.
Een van de intrigerende ITs-voorstellingen is alweer gepasseerd als u dit leest en keert hopelijk komend najaar nog ergens terug: Kwartet van Heiner Müller, een klassiek geworden duel duet voor Valmont en Merteuil, twee beschaafde figuren die ooit ter wereld kwamen met een gouden lepel in hun strot. Ze leven aan de vooravond van de Franse Revolutie (zoals wij uit hun angstaanjagende samenzang vernemen), of aan het eind van een allesvernietigende wereldoorlog. Ze spelen zichzelf en elkaars zelf, elkaars minnaars en minnaressen, hun geperverteerde bewuste zijn en de spelonken van hun nachtmerries.
Ze worden hier getoond en verbeeld door twee mannen, twee naakte in ondergoed en nylonkousen gehesen jongens, Justus van Dillen en Xander van Vledder. Regisseur Nina Spijkers laat ze niet, of althans niet uitsluitend, de afdruk spelen van twee retorisch begaafde maar zwaar beschadigde neuroten, zoals vaak gebeurt in voorstellingen van Kwartet. Ze heeft met deze twee briljante toneelspelers de concrete lagen gezocht in de grafzerkmarmeren tekst en daarvoor een fysieke vertaling gevonden, een beeldende wijze van spelen die mij naar de rand van mijn stoel jaagde en me daar een uur en veertig minuten hield.
Vormgever Ruben Wijnstok ontwierp een vochtig keldergewelf met stapels autobanden als speeltuinattribuut. Lichtontwerper Tim van ’t Hof zorgt voor een schimmenspel dat refereert aan de Duitse stomme film uit de jaren twintig, maar dan zodanig geraffineerd dat je als kijker als het ware naar binnen wordt gewurgd. Het geluidsdecor van Timo Merkies springt je als een bloedzuigende vleermuis in je nekvel. En binnen die constructie wordt een stevige pot sterk, schoongemaakt, vormvast en onijdel toneel gespeeld.
Ik hoor het de oude rotten in het vak van het toneelmaken, de vrouwen en mannen die geen blad voor de mond nemen, die niets te verliezen hebben en derhalve geen angst meer hebben om te ‘uiten wat wij voelen/ niet wat past’ (om de slotregels van King Lear te citeren), de laatste tijd opvallend vaak zeggen: de nieuwe generatie toneelmakers, de jonge mensen die op dit moment rammen op de poorten van kunstburchten, zij tonen, naast een enorme speeldrift en een schier ongebreidelde verbeeldingskracht, ook en vooral een niet te temmen gretigheid. Ze willen en moeten naar binnen. Ze kunnen niet wachten. Die nadrukkelijk niet destructieve en zeer creatieve drift maakt deze toneelverslaggever in die afmattende laatste dagen van juni bij tijd en wijle intens en bijna mateloos gelukkig. Dat u het weet.
Het Holland Festival en het ITs zijn (bijna) voorbij
Beeld: Justus van Dillen en Xander van Vledder in Kwarter (Robert van der Ree).