
David Lynch is een film-auteur in de meest klassieke betekenis van het woord: een filmmaker die werkt binnen de grote commerciële industrie maar zijn aan genres en conventies gebonden produkt een hoogst persoonlijke signatuur geeft door een aantal opmerkelijke obsessies en aan extra-vagante stijl. Als Lynch doorgaat op deze weg, de weg van Eraser Head, Elephantman, Dune, Blue Velvet en Wild at Heart, dan zal hij uiteindelijk worden opgenomen in het pantheon waar ook Ray en Hitchcock resideren.
Op de Gouden Palm-winnaar Wild at Heart van het meest recente Festival van Cannes zullen we nog even moeten wachten, maar ideaal voor in de caravan is Lynch’s op video uitgebrachte, recente produktie Twin Peaks. Op het eerste gezicht is Twin Peaks een doorsnee televisiefilm en dat was ook de bedoeling. Hij werd gemaakt als pilot voor een zesdelige serie, een serie die ook daadwerkelijk is gemaakt en opmerkelijk genoeg - want bij iets beter kijken blijkt het een heel merkwaardig produkt - zeer goed door het Amerikaanse televisiepubliek is ontvangen. Eigenlijk is dat niet zomaar opmerkelijk, maar een compleet raadsel - zou de Amerikaanse televisiekijker helemaal zijn ontgaan dat zijn normale kijkvoer hier met perverse middelen wordt geparodieerd? Of zou voor die Amerikaanse kijker de ironie, het cynisme en het spottend veredelen van de kitsch juist ook heel aantrekkelijk zijn? Aan de oppervlakte is Twin Peaks een mengeling van melodrama en thriller, met, al iets minder aan de oppervlakte, een forse dosis inktzwarte humor. Die humor is het ontregelende element, die hoort misschien nog net bij een thriller - in de vorm van wisecracks, oneliners en understatements - maar niet bij het melodrama.
Het verhaal van Twin Peaks speelt zich af in een klein plaatsje met deze naam dat gelegen is in de bossen tegen de Canadese grens. Een soort Peyton Place, met als heersers de eigenaren van een grote houtzagerij. Een lief en aardig plaatsje waar frisse jongens en meisjes opgroeien tot oplettende en gerespecteerde burgers. In de wereld van Lynch is echter niets wat het lijkt. In Blue Velvet bleek een klein plaatsje in het Mid-Westen vol verborgen geweld en sadisme te zijn en onder de oppervlakte van Twin Peaks is het verderf in de vorm van satanische sekten, psycho-killers en druguitspattingen volop aanwezig. Kenmerkend voor Lynch is dat hij speels blijft, steeds ironisch, maar tegelijk beangstigend en spannend. Hij is in staat om binnen een onwaarschijnlijke jaren vijftig-aankleding, met pure komediepersonages als een permanent in huilen uitbarstende politieagent, toch een snijdende spanning te creëren. Een gevoel voor suspence dat duidelijk des Hitchcocks is en een vakmanschap dat volgens mij - ik besef me dat de vergelijking ongerijmd is - van het niveau van Kieslowski is: zo hoogstaand moralistisch als de Dekaloog is, zo pervers is Twin Peaks, maar het is allebei cinema in zijn meest perfecte vorm.
De vraag kan worden opgeworpen of Lynch bewust een van de grote stroom afwijkende cinema maakt of het achterlaten van stempels tamelijk terloops en onbewust gaat. Ik ben geneigd aan het eerste te denken, al kan de vraag misschien zo niet gesteld worden omdat het om een combinatie van beide gaat. Een argument voor de eerste veronderstelling heeft Lynch direct als openingsbeeld, nog vóór de titels van Twin Peaks. Als een kerstkaart zo onschuldig en kitscherig plaatst hij een zangvogeltje tussen naaldboomtakken. Wie Blue Velvet heeft gezien, weet dat de roodborstjes en hun soortgenoten de voorboden van het ergste zijn. Een signaal van Lynch voor zijn fans: dit lijkt misschien een televisie-opdrachtfilm voor tussendoor, maar let op!
Let bijvoorbeeld op de manier waarop Lynch in beeld brengt hoe een moeder die haar dochter voor het ontbijt roept, langzaam gaat beseffen dat het meisje niet thuis is. Vermoedens en angsten worden voelbaar louter door de manier waarop Lynch de trap naar boven in beeld brengt. Maar andere gebruikelijke spanningsmomenten, zoals het vinden van een plastic verpakt lijkt, monden bij Lynch uit in een pesterige anticlimax. Lynch treitert zijn kijker. Wat een genot!