
Op vakantie met Airbnb, ’s avonds eten in een online geboekt huiskamerrestaurant en niet langer een auto voor de deur, maar er een lenen van een onbekende als je vervoer nodig hebt. De deeleconomie staat voor gemak, kleinschaligheid en idealistisch verzet tegen het op winst gerichte grootbedrijf. Maar bij nadere inspectie lijkt het online zakendoen verrassend normaal. Monopolievorming, zwakke arbeidsomstandigheden en bedrijven die de grenzen van het toelaatbare opzoeken, niets economisch is de deeleconomie vreemd, zo toont het Rathenau Instituut in het onlangs verschenen rapport Eerlijk delen: Waarborgen van publieke belangen in de deeleconomie en de kluseconomie. Deze denktank laat zien dat ons beeld van de deeleconomie te rooskleurig is en dat ook op digitale markten regels nodig zijn om consument en samenleving te beschermen.
Nu steeds meer economisch verkeer zich van de straat naar het web verplaatst, komen in de woorden van het Rathenau Instituut ‘publieke waarden’ in het gedrang. Het gaat daarbij onder andere om misgelopen belastinginkomsten omdat verdiensten uit de deeleconomie in een fiscaal grijs gebied vallen en de deelplatformen zelf vaak geen gegevens verstrekken aan de belastingdienst. Dat de deeleconomie het openbare leven onder druk zet, weerklinkt in het geratel van de rolkoffers in toeristensteden, op weg naar dat unieke appartementje gevonden via Airbnb.
Tegelijkertijd worden sommige voordelen van de deeleconomie overschat, zo blijkt. Natuurlijk levert online delen inkomsten en innovatie op (ook daarin is deze nieuwe economie niets nieuws), maar de belofte dat delen duurzamer is dan commercieel verhandelen is niet hard te maken, concludeert het Rathenau. Geld dat wordt bespaard door te lenen in plaats van te kopen wordt weer op een andere manier uitgegeven. En met slechts een handjevol sites per product dreigt ‘platformafhankelijkheid’. Chauffeurs en schoonmakers moeten zich schikken naar de voorwaarden die het digitale platform aan hen stelt, zoals vergoedingen, bemiddelingskosten en welke klanten te accepteren. Omdat veel platformen werken met klantbeoordelingen zijn er kosten verbonden aan het overstappen naar een andere aanbieder: een zorgvuldig opgebouwde vijfsterrenreputatie is dan in één klap weg.
Hier komen de onderzoekers van het Rathenau met een oplossing die weer een nieuw gevaar oproept. De denktank oppert een systeem waarbij beoordelingen aan een persoon gekoppeld worden in plaats van aan het platform. Dat zou betekenen dat je altijd achtervolgd wordt door de digitale rapportcijfers die anderen je gaven. Het traditionele kapitalisme bood juist de mogelijkheid om altijd opnieuw te beginnen, zonder de ballast van het verleden. In de digitale wereld moet dat ook mogelijk blijven. Op deze manier wordt een les bevestigd die na twee eeuwen kapitalisme bekend zou mogen zijn: zonder een overheid die de spelregels bepaalt, vloeit de winst naar een kleine groep bedrijven, lopen werknemers het risico op uitbuiting en hebben consumenten geen garantie dat ze een deugdelijk product afnemen. Daarom bestaan er toezichthouders, kwaliteitsstandaarden, een verbod op prijsafspraken en alles wat nog meer bij een gereguleerde economie hoort. Die ambtelijke molen remt ondernemers misschien af, maar het is een noodzakelijke voorwaarde voor een eerlijke economie.
De snelle bedrijven die de deeleconomie aanjagen zullen die prijs ook moeten betalen. Het goede nieuws is dat ze daartoe bereid zijn. Uit interviews met de deelplatformen die het Rathenau Instituut afnam, blijkt dat de digitale ondernemingen de verantwoordelijkheid om wildwestpraktijken te voorkomen bij de overheid leggen. Een simpele basisregel kan dan volstaan: behandel bedrijven, werkenden en consumenten in de digitale wereld precies hetzelfde als hun tegenhangers op kantoor en op straat.