Dat de mythe van Medea al meer dan tweeduizend jaar tot onze verbeelding spreekt is geen wonder. Het verhaal van de Griekse tovenares en gifmengster die verteerd door jaloezie en wrok over de ontrouw van haar man Jason hun kinderen vermoordt en diens nieuwe bruid in vlammen doet opgaan, biedt genoeg drama om je tanden in te zetten.
Dat doen we graag. Dit jaar zet zowel het Noord Nederlands Toneel als het Nationale Toneel Euripides’ beroemde tragedie op het affiche, en ook tijdens het Holland Festival was daar Medea, deze keer als opera van de Franse componist Pascal Dusapin in een regie van de Duitse choreografe Sasha Waltz.
Net als in 2005, toen Waltz Dido & Aeneas van Purcell onder handen nam, doet ze meer dan de muziek hier en daar van een dansje voorzien. Ze vervlecht opera en dans tot wat je nog het beste een dansopera zou kunnen noemen; een voorstelling die geen traditionele opera is en méér dan een dansvoorstelling. Daarvoor moet je kunnen doseren: muziek en choreografie mogen elkaar nooit overstemmen, maar moeten ook niet in elkaars schaduw staan. En dat deed Waltz. Medea werd een sobere voorstelling, waarin zang en dans als vanzelfsprekend het podium delen. Ankerpunt is de tekst (van Heiner Müller), die bijna in zijn geheel bestaat uit een monoloog van Medea, hier vertolkt door sopraan en podiumbeest Caroline Stein. Meer dan een uur lang declameert, zingt en gilt zij over haar wrok en haat jegens haar overspelige man, zijn ‘hoer’ en haar kinderen. Müllers tekst is daarbij grimmig en direct. ‘Kon ik haar maar uit je bijten!’ tiert Medea, en ook als ze haar kinderen (onschuldig ronddansend in maagdelijk witte tuniekjes) voor een ultieme keuze stelt, is ze weinig subtiel: ‘Van wie houden jullie het meest? Van een reu of een teef?’
Tussen al het vocale en verbale geweld door, kaderen de dansers de dramatische actie in. Op de meer luwe momenten meanderen ze in ruime, golvende lijnen over het toneel of bevriezen ze in dramatische kluwen van lichamen, als op een Griekse tempelfries. Op andere momenten bewegen ze rusteloos en verbeelden ze met gebalde vuisten in een spel van strakke formaties de woede die Medea tot haar gruweldaden drijft.
Soms voorzien de dansers het verhaal van theatrale beelden, bijvoorbeeld in de scène waarin een euforische Medea de vuurdood van Jasons jonge bruid bezingt. We zien een danseres in een flinterdun wit gewaad in duet met een van de mannelijke dansers. Als ze opgetild wordt, gutst er plotseling een dikke straal bloed over het toneel. Als ze vervolgens gekweld een felle draai maakt spat het bloed van haar af en al naar gelang het duet vordert plakken haar jurk en haren glinsterend rood tegen haar lichaam. Uiteindelijk zakt de danseres in een plas bloed in elkaar, begeleid door koor, orkest en sopraan. Dat komt aan.
Ondanks al dit bloedvergieten overspeelt Waltz haar hand geen moment. Zij verbeeldt het verhaal van Medea op zo’n manier dat de muziek van Dusapin (schitterend uitgevoerd door de Akademie für Alte Musik Berlin onder leiding van Marcus Creed en het Vocalconsort Berlin) en haar choreografie elkaar volledig tot hun recht laten komen. Dat Medea door deze perfecte balans niet verplettert, maar iets koels, iets gecalculeerd blijft behouden, is voor mij geen manco maar juist de grote kracht van Waltz’ regie.

Medea, dansopera door Sasha Waltz & Guests, op muziek van Pascal Dusapin, uitgevoerd door Akademie für Alte Musik Berlin en het Vocalconsort Berlin. Gezien in Koninklijk Theater Carré op vrijdag 26 juni