Het begint natuurlijk allemaal bij de moeder, als we het over liefde hebben. En geen liefdesrelatie is in potentie zo intens, verstikkend en complex als die tussen een moeder en haar dochter. Rivaliteit, machtsverhoudingen, emotionele chantage, symbiose: alles wat mis kan gaan tussen twee mensen zit al in die oerrelatie vervat.
Het beste liefdesboek dat ik onlangs las in dit genre was Deborah Levy’s Hot Milk (2016, shortlist Booker Prize). Sofia’s moeder Rose lijdt aan een mysterieuze ziekte die haar benen het grootste deel van de tijd verlamt. Al zo’n twintig van de 25 jaar dat Sofia leeft is ze de privé-detective van haar moeders symptomen. Samen zijn ze afgereisd naar het zuiden van Spanje, voor een behandeling bij een peperdure kliniek, een laatste en ultieme poging om zich te bevrijden van een ziekte die hen beiden in een wurggreep houdt.
‘I have become a good mind reader, which means her head is my head’, merkt Sofia op aan het begin van de roman. Haar promotieonderzoek in de antropologie heeft ze gestaakt om voor haar dominante moeder te zorgen. Ze is niet alleen haar moeders hoofd, ze is ook haar armen en benen, haar verpleegster en bediende. Ze zijn met elkaar versmolten, en houden elkaars stagnatie perfect in stand. Dat wil zeggen: totdat de boel begint te verbrokkelen aan de Spaanse kust, waar de zee is vergeven van de kwallen en Sofia verstrikt raakt in de netten van de mysterieuze en gevaarlijke Ingrid, tot wie ze zich onweerstaanbaar aangetrokken voelt.
Levy’s roman is een freudiaans spiegelpaleis, waarin zich achter iedere concrete werkelijkheid een symbolische orde schuilhoudt. Moeders moeten gedood, seksualiteit veroverd, trauma’s herleefd, het onbewuste gekanaliseerd. Het is over the top, en het werkt. Zelden las ik een roman waarin de liefde tussen een moeder en haar dochter zo beklemmend wordt weergegeven. En zelden was die liefde zo’n hopeloze kluwen van haat, ressentiment, destructiedrift, onderdrukte verlangens en, tja: liefde.