Lessen in bescheidenheid gaat, aldus dezelfde omroepster, over ‘de relatie tussen het menselijk lichaam en de spitstechnologie’. Ik vind dat ‘spitstechnologie’ wel een mooi woord, omdat het de hijgerigheid aankleeft waarmee de media achter de nieuwere en nieuwste media aanhollen. Decostere was het er niet om begonnen om de laatste ontwikkelingen of de nieuwste snufjes in beeld te brengen. Zijn inzet was - in een paradoxale verhouding tot de titel van zijn documentaire - veel ambitieuzer. Hij wilde zich duidelijk niet laten bepalen door de agenda van de industrie voor consumentenelektronica. In wezen zou je zijn benadering eerder filosofisch dan journalistiek kunnen noemen. Hij probeert door middel van beelden te doordenken hoe een toekomstige verhouding tussen mens en machine eruit zal zien.
Zijn visie stemt niet tot optimisme. In een soort proloog toont hij een elektrische stoel waarop een man lijkt te worden gemarteld door een digitale beeldenstorm. Zeer diverse nieuwsbeelden razen voorbij in een montagesnelheid die de grenzen van het waarneembare nagenoeg overschrijdt. In een beeld met storingssneeuw komt er de rust om de intrigerende titel Lessen in bescheidenheid prijs te geven. Na de titel een toonzettend beeld van het uitgeteerde hoofdje van een Afrikaans hongerkind en het toonzettende klaaglijke geluid van wat doet denken aan een stervende walvis.
Decostere maakt direct duidelijk dat hij geen leuk onderhoudend programma biedt met veel leuke ditjes en dataatjes over nieuwe media, maar dat hij wil onderzoeken hoe onze relatie met die media is en vooral hoe die gaat worden. Wat te doen en wat te voelen als onze ‘werkelijkheid’ overbodig is geworden omdat hij o zo gemakkelijk vervangen kan worden door een virtuele versie die veel fraaier en aangenamer is? Decostere ging kijken op plekken waar mensen zich vol overgave in het rijk van de nieuwe media hebben gestort. In Amerika, kennelijk nog steeds de nieuwe wereld, vond hij in San Francisco bijvoorbeeld trouwpartijen waarbij de bruid en bruidegom zich middels een helm vol elektronica in Atlantis konden wanen. Ook trof hij daar de eerste tekenen van een tegencultuur. Jonge mensen die zich afwenden van de gedigitaliseerde verbeeldingswerelden en zich storten op hun eigen concrete lichaam en dit middels uitbundige tatoeages en veelvuldige doorboringen (piercing) benadrukken.
Maar het is vooral in Las Vegas dat Decostere het model vond van wat ons wellicht straks wereldwijd te wachten staat. Een wereld waarin men zich kan wanen in een ‘werkelijkheid’ die fraaier, mooier en luxueuzer dan de werkelijke is. Een wereld waar verveling is uitgebannen en waar alles spel en show is. Waar de mens kan vergroeien met zijn gokmachine en vermoeiende dingen als geldwisselen om te spelen tot een ver verleden behoren. Straks weten we niet meer hoe je een wekker uit moet zetten, een gaspedaal moet indrukken of een telefoon moet opnemen en glimlachen we gelukzalig tegen onze alles verbeeldende machine. Onze elektrische stoel. En ergens huilt een kind met de stem van een walvis.
Spitstechnologie
Er moeten moedige mensen werken bij de Nederlandstalige Belgische televisie (BRTN). Anders is het niet te verklaren dat de meer dan eigenzinnige documentairemaker Stefaan Decostere al jaren in staat wordt gesteld om oorspronkelijke en bepaald niet makkelijke films te maken. Al is film misschien niet het geschikte woord. Zelf noemt Decostere zich programmamaker en je kunt zijn werken dus televisieprogramma’s noemen, maar dan zou eigenlijk eerst de betekenis van dat woord een volledig nieuwe inhoud moeten krijgen. Zijn laatste produktie Lessen in bescheidenheid werd door de omroepster als een videografie aangekondigd, maar voorlopig blijf ik zelf de voorkeur geven aan de ‘ouderwetse’ woorden film of documentaire. Dit niet vanwege de gebruikte techniek - want dan zou je nog maar in weinig gevallen van film kunnen spreken - maar vanwege het kwaliteitsniveau waarop Decostere zich beweegt.
www.groene.nl/1995/12