
In Derf, de lunchpauzevoorstelling in Theater Bellevue (regie: Willibrord Keesen), is het gezelligheidsgehalte uitzonderlijk laag en het verzet van de zoon enorm. De moeder heeft de lat ooit heel hoog gelegd, daar waar de zoon niet bij kan. Zij: danseres, je moet Oorlog en vrede hebben gelezen, omdat je jezelftekort doet als je het níet doet. Hij: bedrijfskundige, geldverdiener, weke zitbillen. En wat Oorlog en vrede aangaat: hij kwam er niet doorheen. De moeder is dood en verbrand. Maar ze wil de woestijn van haar lege huis nog niet uit. Ze zwiert dansant zo hoog als het torentje van Hirsch om de hoek. Hij is gewoon. Zij was een felle dame met grote doelen. Hij kan goed leven met er een niet al te grote puinhoop van te maken.
Sacha Zwiers heeft de woestenij van het lege huis ontworpen en Ilse Vermeulen heeft de spelers aangekleed. Hun tekentafels produceerden een zeer precieze karigheid. De moeder is er al als we binnenkomen. Ze begroet ons. Ze maakt gretig kennis met ons. Dat heb je met spoken. Allemansvrienden. De dialoog van Sophie Kassies is weelderig, zoals een onverzorgde binnentuin weelderig kan zijn. Alles woekert, in goed gerichte, raak gemikte zinnen die je doen opveren. ‘Oude mensen moeten plaatsmaken. Wie het marstempo niet kan bijhouden, crepeert in de greppel.’ Of: ‘Als je aangeraakt wordt, weet je dat je bestaat. Kinderen weten dat.’ Allebei van de moeder. Hij praat niet in zulke zinnen. Hij is allergisch voor zulke zinnen.
In de pragmatiek, die toneel ook is, fungeert de zoon als aangever. Titus Boonstra speelt hem als het beheerst woedende, grootgegroeide kind dat weet dat dit de laatste keer is. Hij zal zijn moeder nog één keer laten schitteren. Daarna is het over. Denkt hij.
Derf is geschreven voor Mathieu Güthschmidt, de moeder. In onderrok en losjes om het magere lijf gedrapeerde kimono. Hij jongleert met teksten als met laag overvliegende scheermesjes. Met steeds die dodelijke glimlach. De travestie-ingreep zonder travestie schopt je uit de realisme-wurggreep die toneel ook is. Uiterlijkheid doet in één keer niet meer ter zake. En de moeder wordt zo een mens van taal, een wezen met vooral betekenis. Spoken zijn immers een mengsel van afdrukken uit een herinnerde werkelijkheid en fantomen uit de remslaap. Ze bestaan niet, maar ze zijn tijdelijk hinderlijk aanwezig. Güthschmidts spel scharniert op die onnadrukkelijkheid. Ik ben er niet. Maar ondertussen! Wat hij doet is in de letterlijke zin bijna niet te beschrijven. Hij speelt als betekenissen van dat vreemde, mooie, begraven woord: derf – ongaar, de dood groetend, vermetel.
Haast u. U heeft nog maar luttele dagen.
Derf, t/m 24 mei, Theater Bellevue, Amsterdam
Beeld: Mathieu Guthschmidt en Titus Boonstra in Derf (Ben van Duin)