De boosdoener.
Ransom loopt dan al tien minuten en al drie keer eerder was er een geschikt moment waarop hij zijn entree had kunnen maken, maar de regisseur hield er de spanning in, om zijn vondst des te beter laten uitkomen: hier is hij, is het geen echte?
Er is, inderdaad, geen twijfel mogelijk. Het is louter fysionomie. De Vreselijk Gemene Kidnapper heeft een Ontstellend Gemeen Gezicht. Het is de kop die over de rand van lollige bekers komt kijken, die boze geesten moet wegjagen bij portalen, vanaf dakgoten en soms vanaf een lantaarnpaal. Puntige wenkbrauwen, puntige jukbeenderen, puntige neus. Later in de film wordt duidelijk zichtbaar dat de man ook een mond heeft en een jas die hij het liefst draagt als een cape, maar de eerste indruk blijft die van een paar ogen onder wenkbrauwen in de vorm van haaievinnen.
Naast een billboard duikt hij op, juist als het kind dat hij gaat ontvoeren, zich in een menigte bevindt terwijl de ouders er al niks gerust op zijn. Ze werpen het kind en elkaar steeds bezorgder blikken toe, en terecht, want temidden van al die nondescripte tronies moeten zich wel de handlangers van de boosdoener bevinden. Er komen er al direct drie in beeld, min of meer inwisselbare gezichten zijn het, melting pot-gezichten. Die zullen er het leven bij gaan laten, daarbij zullen we ons moeten neerleggen, het viezige busje waarin ze rondrijden laat ons geen illusies.
Na de ontvoering draait de camera lustig over het plein en de gezichten in de menigte worden maximaal anoniem. Voordat er tenslotte wordt gefocust op een lege stoep, is duidelijk dat kind en boosdoener verdwenen zijn.
Aan zet is nu het ouderpaar, dat er voorlopig weinig geruststellend uitziet. We begrepen al dat ze op honderdhoog woonden, terwijl de boosdoener met zijn vileine vrienden natuurlijk in het onderaardse het ontvoerkamertje in gereedheid brengt, waar hij roodgloeiende elektrische kacheltjes installeert, harteloos matrassen vastniet aan deuren en waarvandaan hij direct na de ontvoering een e-mail zendt naar de ouders met opnamen van een aan kettingen geklonken zoon.
Op honderdhoog dus, witte jurken dragend, rijk en chantabel, zo blijkt. Maar nu hun koppen. Nadat de boosdoener te zien geweest is, houd je je hart vast bij het zien van die gezichten. Ze zijn vierkant als stoeptegels. Daarbij hebben de wenkbrauwen van de held, Mel Gibson, de neiging om bij het minste wanhopig overeind te gaan staan, als om het publiek aldoor goedkeuring af te smeken.
Zijn vrouw valt eerst een beetje tegen met haar weinig expressieve gezicht, maar later rijst ze toch als een echte Maria op uit haar lokken, van onderen gezien natuurlijk, een tas met losgeld in iedere hand, waarmee ze haar held het avontuur in stuurt, nogal onverbiddelijk eigenlijk.
EN DAAR GAAT hij! Op klaarlichte dag steekt de neus van zijn wagen uit de garage. Een paar kilometer verderop is het al nacht. Hij is via zijn autotelefoon in een duistere conversatie gewikkeld met de boosdoener, die erg onder de indruk is van een film die hij pas zag, en Mel alles wil vertellen over Elois en Morlocks, godenzonen en onderwereldbewoners, tussen wie geen verzoening mogelijk is.
Het blonde zoontje heeft inmiddels een rode huilneus en een mond vol wisseltanden, en is aan de zorgen van de vriendin van de boosdoener toevertrouwd.
Zij had, was haar rol wat groter geweest, een echte heks kunnen zijn. Ze is donker en klein van stuk en haar haar is maar half lang. ‘s Nachts heeft ze boze dromen omdat ze de enige is met een verleden, een naar verleden, dat van haar een prachtig onberekenbaar element maakt. Emotioneel defect is ze tot alles in staat. Ze hamert er dan ook vanaf het begin op het kind te vermoorden, maar als het erop aankomt, breekt haar hart bij een verstikt 'dank je wel’ voor een Monatoetje, en dan pleegt ze toch liever zelfmoord. Niet dat dat hoeft, want zoals haar eigen droom al aankondigde, wordt de arme door haar vriend vermoord.
TEGEN DIE TIJD IS Mel al grimmiger gaan kijken. Hij heeft inmiddels assistentie gekregen van een FBI-agent, een boom van een neger met ogen die aldoor alarmerend vonken, maar hij slaat zijn advies zich volgens de regels te gedragen in de wind. En terecht. In een film over verraad en vuile handen geven we geen cent voor de gedragsregels van iemand die het alleen maar goed bedoelt en bovendien heel lieve truien draagt.
Maar daarmee komt de held wel helemaal alleen te staan. Hij is al drie keer verraden, niemand gelooft in zijn pact met de ratten van de pers, die zich beneden, rond het gebouw waar hij woont, hebben verzameld. Op het dieptepunt van de film lijkt hij zijn zoon daarbij te hebben verspeeld en verslagen strompelt hij zijn balkon op, gevolgd door zijn Maria, naar wier smeekbeden hij niet heeft geluisterd.
De camera stijgt langzaam op boven de rouwende ouders, en honderdhoog blijkt toch dicht bij de grond. Op dit moment mogen we niet vergeten dat juist voor de ontvoering het zoontje een vlieger opliet. Eerst willen de twee niets van elkaar weten, maar al snel beseffen ze dat dat vanuit de vlieger gezien geen gezicht is, en grommend stort de held zich in de armen van zijn Maria, waar hij zijn spieren laat zwellen en zich kromt in een echt sportschoolverdriet.
Daartegen zal de boosdoener het toch moeten afleggen, uiteindelijk. Maar niet dan nadat hij zich in een bloedstollend moment heeft laten omhelzen door niemand minder dan Maria. Het duurt maar kort, maar het moest er in, en ook moest het kind, dat eindelijk dat ontvoerkamertje uit is, het even dun langs de benen lopen van angst. De neger in de trui neemt het nog eens volkomen onnut maar ontzettend oprecht voor Mel op, en dan is het moment van het grote betalen aangebroken. ‘Someone is going to pay’, is het motto van de film - en eindelijk zien we het overhemd van de boosdoener net zo rood kleuren als zijn enge elektrische kacheltje.