
Is het de moeite waard het leven en werk van Franciscus van Assisi (1181/2-1226) ook nu nog na te volgen? Paus Franciscus onderneemt wel eens een poging in die richting. Dan komt hij in een eenvoudige auto voorrijden of hij meldt zich in een sloppenwijk en sluit daar een armoedzaaier in zijn armen. Mij heeft hij nog nooit in zijn armen gesloten en de ware navolger van Franciscus van Assisi zou dat toch moeten doen, denk ik wel eens. Want ik ben zowel geestelijk als werelds een straatarme schrijver die hevig en dwingend verlangt naar nieuwe beelden, nieuw elan, nieuw geluk, nieuwe inspiratie, nieuwe broederschap en die dat niet eens ironisch bedoelt.
Ik weet nog goed hoe blij verrast ik opkeek toen ik de nieuwe naam van de paus hoorde. Hij heet Francesco, schreeuwde ik. Francesco. Franciscus. Fransje! Meneer Frans! Alles komt goed! Maar het kwam niet goed natuurlijk en wie zich een beetje verdiept in leven en werk van de heilige Franciscus van Assisi weet dat je van deze paus geen beslissende veranderingen hoeft te verwachten. Van Assisi eerde principieel de dogma’s van de kerk, tot op het rare af, daar mocht men nimmer van afwijken en zijn verering van priesters was destijds zowel fameus als berucht. Hij wierp zich, als hij even de kans kreeg, aan hun voeten en bracht ze dan alle eer, ook al waren het, zoals iedereen wist, vaak bepaald geen heilige boontjes. Ze werden er wel eens zenuwachtig van, noteert Thomas de Celano in zijn uit de vroege dertiende eeuw stammende biografie over Franciscus. Wat doet die rare gek in die belachelijk armzalige vodden daar aan mijn voeten? Meent hij het nou of haalt hij een grap met me uit?
In de idolatrie die na Franciscus’ dood in de officiële kerk ontstond en die nu nog steeds uitvoerig wordt georkestreerd, sneuvelden alle eigenaardige kanten van Franciscus’ leven en van zijn Jezus-verering. Maar er hangen toch echt allerlei rariteiten en zelfs parodistische elementen rond in werk en optreden van deze nog steeds bijzonder verwarrende en inspirerende heilige. Je moet het wel willen zien en sinds een jaar of dertig zie ik het en verspreid ik, als ik de kans krijg, de blijde boodschap: je kunt ook Franciscaan zijn als niet gelovige schrijver en kunstenaar.
Op veel plaatsen in de biografie van Thomas de Celano kun je Franciscus’ humor, de doortrapte grappen, zijn uitgekiende performancetechnieken, plus zijn goed geschoolde invoering in de mystiek terugvinden. Hij zette dit alles in om het leven van Jezus dwingend onder de aandacht te brengen. Hij speelde dat leven rond Assisi na, compleet met twaalf broeders. Hij moet begrepen hebben dat je niet ver kwam met plechtige uitleggingen van de bijbel, je kreeg de bevolking van Assisi en omgeving pas enthousiast wanneer je gebruik maakte van beproefde technieken uit de vaudevillewereld. De gek uithangen. Toneelstukjes opvoeren. Lachwekkende uitspraken doen of handelingen verrichten (en dus priesters tot op het belachelijke vereren). Tot de vogels spreken. Naar de bekende weg vragen. Prachtig en zeer geestig in dit laatste verband is de anekdote dat hij beweerde de woorden van het evangelie niet helemaal te begrijpen en na de mis aan de priester ging vragen of hij het nog eens wilde uitleggen.
De Celano noteerde het allemaal tussen zijn officiële heiligenverering-jargon in en zorgde er zo voor dat er vaak een mooi gevoel van ontroerende verbazing in zijn boek ronddwarrelt. Er staat bijvoorbeeld ook in hoe de officiële kerk in eerste instantie schrok van deze rare vogel die veel mensen het hoofd op hol bracht. De autoriteiten vertrouwden hem voor geen cent. Bedenk daarbij dat er aan het begin van de dertiende eeuw wel meer van deze hongerende (hongerend dus ook in mystieke zin) en vaak ketterse ‘vernieuwers’ rondtrokken. Je wist toen als paus niet wat je ermee aan moest. In je armen sluiten dan maar, of de kerk uit jagen?
Het werd bij Franciscus het eerste, maar dan dienden wel zijn rare dubbelzinnige grappen en toneelstukjes weggewerkt te worden en in de loop der eeuwen lukte dat. Franciscus probeerde zich overigens te onderscheiden van zijn collega-vernieuwers, hij duldde geen concurrentie. Wanneer hij hoorde dat ergens anders een nog veel armere figuur rondtrok, dan ‘trad hij met die arme in het krijt, hem in armoede naar de kroon stekend; dan sidderde hij van vrees door hem verslagen te worden’. Mij werkt dit sterk op de lachspieren, ik zie ineens in Italië in de twaalfde en dertiende eeuw allerlei uitgehongerde, principiële armoedzaaiers met elkaar op de vuist gaan over hun armoede. Kende Kafka dit verhaal toen hij De hongerkunstenaar schreef?
‘Zij scholden hem uit voor waanzinnige gek en gooiden hem met stenen’, schrijft De Celano. Waarom precies deed de bevolking van Assisi dat? Omdat hij zich uithongerde, omdat hij de hele tijd wilde huilen over het lijden van Christus en daarom steeds het felle zonlicht in keek, dan kwamen de tranen wel. Bas Jan Aders huil-act is er niks bij.

Beroemd is het schouwspel waarbij Franciscus zich aan een touw door Assisi liet voortslepen en zich door een van zijn metgezellen liet uitschelden omdat hij een stukje kip had gegeten. ‘Mensen, kom kijken naar een gulzigaard, die buiten jullie weten kippenbout heeft gegeten en zich daarmee heeft vetgemest.’ De Celano noteert met enige vertwijfeling dat de bevolking van Assisi hierop ontroerd reageerde, ‘ze lieten hun tranen de vrije loop’. Daarbij speelde een rol dat de bevolking de mystieke achtergrond van deze op het eerste gezicht kluchtige act goed wist in te schatten. Zelf was ze straatarm en deze vreemde vogel was van rijke familie, hij kon daar altijd op terugvallen. Maar zij niet. Hij had het dus niet over wereldse honger en armoede, dat kon niet missen. Hij was een huichelaar, net als alle andere rondtrekkende fundamentalistische armoedzaaiers, dacht men ongetwijfeld, maar wel een erg rare en hij had een missie. En zijn toneelspel was adembenemend goed.
Franciscus opereerde als een kunstenaar, dat viel ook De Celano op. Hij probeerde zijn hoge doel (navolging van Christus) te bereiken met middelen van de kunst. En hier ligt de bron van mijn navolging. Franciscus is de moeder van alle schrijvers en kunstenaars die willen werken met het tegendraadse, het parodistische, met de menging van het volkse en verhevene, met de omweg en de omkering, met het banale, met de voorkeur voor het minieme en de afkeer van het grote.
‘Hij sprak in beelden’, schrijft De Celano treffend. Hij voerde toneelstukjes op, hij bouwde een kerk, hij zong liederen, hij schreef gedichten, hij schreef de namen van zijn broeders op de balken van zijn hut. Als dat geen poëzie is weet ik het ook niet meer. Hij had het over Broeder Wind en Zuster Krekel. Hij beval zijn metgezellen hem uit te schelden, hij probeerde zich ongevoelig te maken voor alle lawaai dat van buiten kwam, hij wilde onbeduidend zijn, hij danste op de altaren. Als hij opgewonden of kwaad werd, sprak hij Frans. Zodra hij zich ergens thuis begon te voelen, liet hij zijn metgezellen alles opbreken en vertrokken ze weer. Prachtig is het verhaal dat hij zijn brieven nooit liet verbeteren, alle fouten moesten gewoon blijven staan.
Deze opsomming biedt een scala van metaforen van gedreven kunstenaarschap. Net als dat spreken tot de vogels. Moeten kunstenaars niet altijd tot de vogels spreken? De Celano vatte het krachtig samen: ‘Met recht mogen we hem een scheppend kunstenaar noemen.’
In de huidige officiële Franciscus-kunde en -verering is dit allemaal helaas verdwenen. Hij is geheel vermorzeld onder een dikke laag van het officiële rooms-katholicisme. Franciscus is een evidente heilige geworden. Eentje die, net als alle andere heiligen, pleit voor inkeer, voor oprechtheid, voor eenvoud, voor dierenliefde, noem het allemaal maar op. Ja, en voor vrede. Daar pleiten we dus allemaal al voor, daar hoef je niet rooms-katholiek voor te worden en een bidprentje voor te kopen. Franciscus is een gratuite heilige geworden, waar je niet meer kwaad op kunt of mag worden, die we gelijk geven, die er niet meer toe doet, die we snel voorbij lopen, die we in ieder geval niet uitschelden voor waanzinnige gek en waar we geen modder en stenen naartoe gooien. Hij is een heilige geworden met een bidprentjeskop. Een historische heilige.
Natuurlijk moeten wij, Franciscus-navolgers, allemaal zo snel mogelijk naar de Franciscus-tentoonstelling in Museum Catharijneconvent in Utrecht. Daar heb je hem, de officiële heilige. Daar hangt hij aan de muur en staat hij op een sokkel. Dag Fransje, fluisterde ik af en toe, maar dan kon niemand het horen.
Fraaie maar wel meestal opzichtige kunst kun je er zien rondom zijn carrière, zijn leven, zijn stigmata, zijn heiligverklaring. Kunst gemaakt in opdracht van de officiële kerk: kijk-mij-eens-mooi-Franciscus-vereren! Plus uiteraard de reli-kitsch die zich vooral de laatste eeuwen van dit leven heeft meester gemaakt. Met als waanzinnig hoogtepunt het onwaarschijnlijke houten kitschbeeld uit 1700 waarin de heilige in een soort bloemetjeskostuum is uitgesneden. Dit soort officiële verschrikkingsbeelden, of moderne versies ervan, kom je ook tegen in Greccia, in Assisi, in Spoleto, of in en bij Italiaanse kerken en kathedralen. De kleine meneer Frans tot op het bot belachelijk gemaakt. Niets is er over van zijn honger en zijn verlangen.
Ik mag er niet verdrietig of kwaad om worden, dat besef ik wel. Ook niet om het gedegen en zeker ook bevlogen artikel dat samensteller Henk van Os over leven en werk van Franciscus voor de tentoonstelling schreef. Ik moet blij zijn met deze museale aandacht. Maar toch, het klopt allemaal niet. Grondig niet. Waar blijft een hernieuwde interpretatie van dit leven en werk? Hoe kun je Franciscus nu nog navolgen? Door naar een officieel goedgekeurde tentoonstelling rond zijn leven en werk te gaan? Ik dacht het niet.
Waarom is er niet een grote zaal vrijgemaakt voor moderne navolgers van Franciscus, zoals ik, die geen zin hebben in de idolatrie en veilige aanbidding van de katholieke kerk? Waarom hing het gedicht er niet dat Toon Tellegen in zijn laatste bundel over hem schreef? Of de huilvideo van Bas Jan Ader? Of werk van Jan Schoonhoven, van Marcel Broodthaers, van Mondriaan? Of parodieën op zijn werk en leven? Of verwilderde liefdesverklaringen? Of onjuiste interpretaties ervan? Foute berichten over Franciscus. Moppen over Franciscus. Gedichten van dieren. Waar bleef dat moddergooien en dat schelden dat de bevolking van Assisi deed? Want wij zijn toch nog steeds de bevolking van Assisi? Of hebben we Assisi voorgoed verlaten?
Franciscus: Met het verhaal van Henk van Os, t/m 5 juni, Museum Catharijneconvent Utrecht; catharijneconvent.nl. De catalogus Franciscus van Assisi verscheen bij WBooks Zwolle
Beeld:
Franciscus, Jozef Cantré, 1926, Museum Catharijneconvent - foto: Ruben de Heer
Franciscus tussen de vogels, Francesco Coppola Castaldo, 1878, Museum voor Religieuze Kunst Uden- Niels de Haan