Hij moet een nostalgische inborst hebben. Zeger van Herwaardens (1972) literaire debuut gaat over een man, Victor, die teruggaat naar het dorpje waar zijn ouders eens een vakantiehuis hadden. Een sentimental journey waar niet één koffiekopje kan passeren zonder dat het hem met weemoed doet terugdenken aan een lang vervlogen zomer in Italië.
Van Herwaarden is sportjournalist en schreef ooit een biografie over Marco van Basten. Van Basten is ook nu nooit ver weg. Alle mannen in het dorp lijken de Gazzetta della Sport onder hun arm te dragen en Victor erop aan te spreken dat de ‘Olandese’ nog niet gescoord heeft. Hij is te zacht voor de Serie A, zeggen ze, nog niet volwassen genoeg. Van Herwaarden gebruikt de spits als een spiegel voor Victor. Het succes van ‘San Marco’ loopt parallel aan de Bildung van Victor.
Het is een licht boek, geschreven in een heldere, maar simpele stijl en bevolkt door redelijk platte personages. Victor is jong en naïef, Mauro de eerlijke held, IJzer de foute vijand. De personages zijn zwart-wit; grijswaarden zijn er niet. Hiervoor kun je legitimiteit vinden in het gegeven dat er niet zomaar een zomer wordt beschreven, maar de zomer van de puberende Victor. We zien het door zijn bril. Dus Franca is niet alleen een aantrekkelijk meisje, nee, ze is ‘het mooiste meisje van het dorp’. En het plaatselijke voetbaltoernooi is niet alleen voor de personages van belang, nee, het héle dorp praat nergens anders over.
De laatste twintig bladzijden handelen over dat voetbaltoernooi – ‘Ik ging op mijn tegenstander af en maakte een vloeiende dubbele schaar. De Gek wist niet waar hij het zoeken moest’ – en hoewel voetbal voor een zestienjarige van levensbelang kan lijken, voor de lezer is het jammer dat de sport het boek zo overheerst.
Liever had Van Herwaarden meer aandacht besteed aan de kleine dingetjes die je als zestienjarige meemaakt in de zomervakantie, een tijd waarin tieners ineens veel meer vrijheid hebben dan ze gewend zijn. In deze scènes is Van Herwaarden het sterkst. De momenten waarin Victor Franca probeert te benaderen zijn geweldig, want o zo herkenbaar. Een mengeling van gêne en geilheid als ze in de buurt komt. Een gevoel van totaal en oprecht ongeloof – ‘Ben ik dit?’ – als je dan uiteindelijk tegen haar aan schuurt, haar sproetjes kunt tellen, haar adem kunt voelen (en haar zoenen natuurlijk, want het mooiste meisjes van het dorp, daar moet je nu eenmaal mee zoenen).