Matthias Weischer, Schiermonnikoog 17, 2017. Pastel op papier, 21,5 x 28 cm © GRIMM Gallery

Twee jaar geleden verscheen van Cees Nooteboom de bundel Monniksoog – een groep van 33 gedichten. Je kunt ze separaat lezen maar ook alle samen als een gezang. Ik kwam de dichter tegen die mij vertelde dat het ensemble ook in het Duits ging verschijnen. Voor die uitgave (die nu verschenen is) had hij de schilder Matthias Weischer gevraagd verbeeldingen bij de gedichten te maken, verluchtingen zoals die vroeger heetten. Dat was een voornemen dat mij zeer interesseerde. Weischer is een figuratieve schilder met een dromerig soort verbeelding van wonderlijke figuren. Ze zweven in kleur zonder zich te verankeren. Ik weet dat Nooteboom ooit een tekst over hem heeft geschreven – over de lyrische formuleringen en metamorfosen in dat werk. Over hoe dat zou uitpakken, die twee samen, wilde ik wel meer weten. Te meer nog toen ik Weischer in de zomer vorig jaar in Amsterdam tegenkwam en hij op weg bleek naar Schiermonnikoog. Op dat eiland was Nooteboom begonnen met de gedichten.

Maar Monniksoog was het niet alleen. Er werd verder geschreven op het eiland Menorca waar hij al heel lang delen van het jaar verblijft. In gedichten nemen woorden ruim de tijd om beeld te worden. De woorden hebben geen haast. Zo werden in dit gezang die twee eilanden geleidelijk één plek. Er zijn zekere kenmerken van landschap. In het Noorden is het grijs en winderig. De straffe wind zwiept over het strand en maakt woorden onhoorbaar. In gedicht 10, nu in het Zuiden, gaat het over een baai en een rumoerige branding. Daar staat ook dit: ‘Ik leer de tekens/ van buiten, en schrijf ze neer/ in het zand.’

Matthias Weischer, Schiermonnikoog 9, 2017. Pastel op papier, 21,5 x 28 cm © GRIMM Gallery
Weischer zag ­regen-kleuren in ­winderig weer

Zo werkt dat rapen en sprokkelen. Het zand is dan weer in het Noorden. Voor de gedichten is het landschap de plek van hun verbeelding die alle kanten op gaat. Op kleine eilanden is de zee overal rondom. Van over de wijde zee komen van overal de gedachten (de woorden) aanwaaien. Boven het land dat Monniksoog heet, vinden ze hun plek. Dat wil zeggen: daar worden de beelden en de woorden in scène gezet. Verbeelding krijgt vorm (beweeglijk als wolken) en blijft hangen. Dat zijn de gedichten die de dichter schrijft. Maar wat heeft de schilder daarmee te maken?

Nadat Weischer in de zomer op Schiermonnikoog was gaan kijken, is hij in de herfst ook op Menorca geweest. Op beide eilanden heeft hij getekend. Hij gebruikte houtskool, pastelkrijt, waterverf. Dat zijn materialen die bij uitstek geschikt zijn voor beweeglijke waarneming. Zo heeft hij fragmenten van landschap getekend – duinen, rotsen, gras, zee, lucht, strand, duinpad, horizon. Een schilder kijkt om nauwkeurig te zien. Voor de dichter is het landschap de plek waar beelden zich voordoen, beelden die zich vervlechten tot gedicht. Ik heb -Weischer gevraagd of hij de gedichten gelezen had. Hij glimlachte. In ieder geval heeft hij niet een gedicht geïllustreerd. Dat kan ook niet: het zijn geen vertellingen met een verhaal. In zijn tekeningen worden van Mönchsauge beelden geschetst. Zo ging hij door het landschap van de twee eilanden. Hij zag regenkleuren in winderig weer, hij zag stugge rots op het strand. Waar hij keek zag hij allerlei landschap, op plekken die voor Nooteboom plekken waren van verbeelding. In het boek raken zo verbeelding en waarneming onontwarbaar met elkaar verstrengeld. Je bladert er doorheen, heen en weer, als door een album.

Menorca 1, 2017. Houtskool op papier, 21,5 x 28 cm © GRIMM Gallery

In een gesprek over zijn Faust kwam ter sprake of allerlei onwaarschijnlijke verwikkelingen daarin wel waar konden zijn. ‘In der Poesie gibt es keine Widersprüche’, zei toen Goethe. ‘Diese sind nur in der wirklichen Welt, nicht in der Welt der Poesie. Was der Dichter schafft, das muss genommen werden, wie er es geschaffen hat. So wie er seine Welt gemacht hat, so ist sie.’ Zo is dat, zo gaat de verbeelding open naar het onvoorstelbare – dat dan, omdat kunstenaars ermee aankomen, toch voorstelbaar blijkt. ‘Mijn broers waren doorzichtig. Ik zag het pad door ze heen.’ Dat zegt bijvoorbeeld de dichter. Intussen maakt de schilder het strand zo wijd als hij het, tot de einder, maar zien kan. Rechts het duin, links de grijze zee. De wolken van wind zijn dun violet van kleur.


PS De tweetalige bundel Mönchsauge, gedichten van Cees Nooteboom in het Duits vertaald door Ard Posthuma, verscheen bij de Bibliothek Suhrkamp, met illustraties van Matthias Weischer. De kunstenaar wordt vertegenwoordigd door Grimm Galerie in Amsterdam. Het Goethe-citaat vond ik in de uitgave van Faust, bezorgd door Wolfgang Schöne, bij Insel Verlag, deel 2, blz. 313.