
Een paar weken geleden nog leek het een gelopen race. Komende zondag, zo was de gedachte, na de eerste ronde van de presidentsverkiezingen, zouden de pro-Europese Emmanuel Macron en de nationaliste Marine Le Pen overblijven. Vervolgens, in de runoff op 7 mei, zou Macron Le Pen dan verpletterend verslaan. Maar dat scenario is op losse schroeven komen te staan. De door affaires geplaagde rechtse kandidaat François Fillon blijkt taaier dan gedacht en de antikapitalistische Jean-Luc Mélenchon is aan een opmars in de peilingen bezig.
Net als eerder in Engeland en Amerika leek het in Frankrijk te gaan tussen de winnaars en de verliezers van de globalisering, tussen universalisme en groepsdenken, tussen de krachten van de Verlichting en die van de Contra-Verlichting. Dat wás al niet heel erg geloofwaardig, omdat een dergelijke verklaring wel heel gemakkelijk voorbijgaat aan de specifiek nationale context. Volgens opiniepeilingen is dertig procent van de kiezers nog altijd zwevend; 35 procent heeft aangegeven niet te zullen stemmen.
Het Britse weekblad The Economist omschreef de Franse verkiezingen als de ‘spannendste sinds mensenheugenis’. Alles wijst erop dat de Parti Socialiste en Les Républicains, de partijen die sinds de stichting van de Vijfde Republiek in 1958 in Frankrijk de macht verdelen, in de eerste ronde zullen worden uitgeschakeld. Frankrijk maakt zich op voor een sprong in het duister, met mogelijk vergaande consequenties voor de Europese Unie. Le Pen wil eruit stappen; Mélenchon heeft zulke vergaande eisen dat het in de praktijk op hetzelfde neer zal komen.
Op het hoofdkwartier van de campagne van Macron, een onopvallend gebouw in het Parijse vijftiende arrondissement, was de sfeer afgelopen vrijdag dan ook te snijden. ‘Of ik gespannen ben?’ vraagt Sahba Radfar. ‘Ik doe al nachten geen oog dicht.’ Net als veel andere macronistes vreest de twintigjarige studente dat Macron op het allerlaatst toch buiten de boot zal vallen. Ze gaat gekleed in een zwarte spijkerbroek en een ruim zittend blauw-wit gestreept overhemd. Ze draagt felrode lippenstift en heeft drie gekleurde polsbandjes.
Sahba werd geboren in Teheran. Haar vader kwam twintig jaar geleden als politiek vluchteling naar Frankrijk. Tien jaar later volgden Sahba en haar moeder. Ze streken neer in Limoges, waar haar vader inmiddels een restaurant runt. Afgelopen najaar begon ze een studie filosofie aan de Sorbonne in Parijs. Ze woont in bij haar tante in Le Bourget, een van de noordelijke banlieues. Emmanuel Macron verscheen op haar radar toen die in 2014 werd benoemd als minister van Economie in de socialistische regering van François Hollande. ‘Hij was jong, dynamisch, hij sprong er echt uit’, zegt ze.
Op 6 april 2016 lanceerde Macron (39) de beweging En Marche! Officieel was hij nog geen presidentskandidaat, maar dit werd gezien als een overduidelijk signaal dat hij ambities in die richting had. Het idee achter En Marche! was het land in te trekken en aan gewone Fransen te vragen wat ze verwachten van de politiek, waar ze zich zorgen over maken, wat ze graag zouden veranderen et cetera. Na anderhalve maand sloot Sahba zich aan. Met andere marcheurs ging ze langs de deuren in Limoges.
De eerste keer dat ze ergens aanbelde herinnert ze nog goed. Het was een man van een jaar of veertig, heel sceptisch, zeker toen de figuur van Macron ter sprake kwam. ‘Het was meteen: “O, die bankier. Nee, die kan gewoon niet deugen.”’ (Macron was gedurende enkele jaren werkzaam bij Rothschild.) Maar Sahba liet zich niet afschepen, hield vol dat Macron meer was dan dat en wist de man uiteindelijk te verleiden tot een discussie. ‘Op een zeker moment moest hij toegeven dat Macron voor vooruitgang stond, net als hijzelf.’
Sahba ging ook markten af en evenementen. Ze schat dat ze in twee maanden tijd enkele duizenden mensen aansprak. In totaal waren er binnen En Marche! zo’n vijfduizend marcheurs actief. Wat Sahba zelf merkte was hoezeer mensen het waardeerden dat ze werden aangesproken. ‘Steeds was het: “Andere partijen doen dit niet.” Ze voelden zich serieus genomen, erkend.’
Eind augustus 2016 nam Macron ontslag als minister, opnieuw een signaal dat hij een gooi naar het presidentschap zou gaan doen. Inmiddels was er ook een jongerenbeweging opgezet. Wekelijks kwam die bijeen in een café achter het voormalige beursgebouw in het tweede arrondissement. Sahba kwam soms meeborrelen en op een avond waren Macron en zijn adviseurs ook aanwezig. ‘Op een bepaald moment besloot ik dat ik hem wilde spreken, hem in de ogen wilde kijken’, zegt ze. ‘Ik stapte op hem af en ging voor hem staan. Daarop pakte hij mijn hand en keek me aan. Hij zei: “Als ik hier nu sta, is dat dankzij jou.” Op dat moment wist ik dat ik de juiste keuze had gemaakt.’ Ze slaat haar ogen neer en bloost.
Toen Macron zich in november officieel kandidaat stelde, meldde ze zich direct aan als vrijwilliger. Het charisma van Macron is onmiskenbaar. De bekende Franse journaliste Florence Aubenas volgde gedurende drie maanden Macrons campagne. In een radio-interview stelde ze dat wanneer Macron in staat zou zijn om alle Fransen een hand te geven, zeker negentig procent op hem zou stemmen. Wie hem vertaalt naar de Nederlandse situatie komt ergens bij d66 uit. Pro-Europees, economisch liberaal, maar met een sociaal gezicht. Macron zet hoog in op innovatie; een meervoudige identiteit is bij hem een pre. Je ziet het terug bij de mensen die zich voor hem inzetten. Ze zijn veelal hoogopgeleid, meertalig en werken in creatieve beroepen of zijn ondernemer. Macron zegt de kloof tussen links en rechts te willen overstijgen, maar het is niet zijn programma waarmee hij zoveel succes oogst. Dat is zijn uitstraling: jong, dynamisch, optimistisch, en zijn boodschap: hoop. Macron, zo willen ook zijn adviseurs doen laten geloven, is de Obama français.
Macron groeide op in het Noord-Franse Amiens als kind van twee artsen. Op de middelbare school ontmoette hij op vijftienjarige leeftijd Brigitte Trogneux, zijn huidige vrouw. Smeuïg detail: Trogneux was zijn lerares Frans, 24 jaar ouder dan hij. Macron studeerde filosofie en politieke wetenschappen in Parijs en doorliep tevens de bekende École Nationale d’Administration, waar de ambtelijke elite wordt gekweekt. Voor een discussie op niveau draait hij zijn hand dan ook niet om, bleek onlangs in Berlijn, waar hij debatteerde met de Duitse filosoof Jürgen Habermas.
Na de ena werkte Macron korte tijd als topambtenaar en trad in 2008 in dienst van Rothschild. Hier leidde hij een overname door levensmiddelengigant Nestlé die hem miljonair maakte. In 2012 kreeg hij een topfunctie in het Elysée van president Hollande; twee jaar later werd hij minister van Economie. In die rol was zijn belangrijkste wapenfeit de liberalisering van het langeafstandsbusverkeer – een vorm van transport die in Frankrijk amper is ontwikkeld. Doel is het ontsluiten van slecht bereikbare regio’s en zo het vergroten van gelijke kansen. Volgens kenners openbaart zich in deze – tamelijk bescheiden – maatregel Macrons sociaal-liberale gezicht.
Toen ik Macron op Eerste Paasdag sprak, in de marge van een inderhaast ingepland bezoek aan een katholiek opvangtehuis in het centrum van Parijs, werd ik getroffen door zijn bedachtzaamheid en zijn bijna onnatuurlijke kalmte. Ik vroeg hem of de opkomst van radicale kandidaten als Le Pen en Mélenchon hem zorgen baarde. ‘Ik stel me daartegen te weer’, zei hij, ‘want ze bieden simplistische oplossingen voor reële problemen.’ Terwijl adviseurs hem naar de klaarstaande Peugeot 607 maanden, nam Macron de tijd, ongebruikelijk voor een Franse politicus. ‘In de laatste week van de campagne wil ik duidelijk maken dat het herleven van oude ideologieën in niets bijdraagt tot het vinden van oplossingen’, zei hij.
Het waren onverhulde sneren naar het nationalisme van Le Pen en het communisme van La France insoumise, de beweging van Mélenchon. ‘Het is overduidelijk dat het Franse politieke landschap bezig is zich te herschikken’, vervolgde Macron. ‘Er is sprake van een nieuwe scheidslijn tussen progressieven enerzijds en conservatieven anderzijds, tussen hen die zich naar buiten richten en hen die naar binnen zijn gekeerd.’
Macrons aanhang bevindt zich over het algemeen in grote stadsagglomeraties die zijn aangesloten op de globalisering: Lille, Parijs, Lyon, Grenoble, Bordeaux, Toulouse, Marseille. Ze vallen vaak samen met de door de Franse overheid aangewezen poles de competitivité. Hier bevinden zich de excellente Grandes écoles en onderzoekscentra, de hoogwaardige industrie, de dienstensector en de culturele diversiteit. Het zijn de gebieden die op alle mogelijke manieren profiteren van de mobiliteit van mensen, diensten, kapitaal, kennis en goederen.
Daartegenover staat wat de sociaal-geograaf Christophe Guilluy het ‘perifere Frankrijk’ noemt: het Frankrijk dat juist onder de globalisering gebukt gaat. Het is slecht bereikbaar en de bevolking is er doorgaans arm en slecht opgeleid. De traditionele industrie is er geleidelijk verdwenen en ander werk is er nauwelijks voor in de plaats gekomen. Het bekendste voorbeeld is het noordoosten van Frankrijk waar eerst de kolenmijnen sloten en vervolgens de staalindustrie verdween. Maar wie de kaarten van Guilluy bekijkt ziet dat het fenomeen zich op tal van plekken voordoet. Eigenlijk alleen Bretagne en het westen van Frankrijk doen het over de gehele linie goed.
In wetenschappelijke kringen is Guilluy omstreden. Men heeft moeite met het feit dat hij nooit gepromoveerd is en vanuit het Franse bureau voor de statistiek (Insee) was er kritiek op zijn onderzoeksmethodes. Bij een deel van de linkse intelligentsia verbruide hij het met zijn stelling dat er in het publieke debat disproportioneel veel aandacht is voor de migrantenpopulatie in de banlieues rond de grote steden. Vergeet de groep petits blancs in het perifere Frankrijk niet, zegt Guilluy steeds, doelend op de groep laagopgeleide en verarmde witte Fransen. Deze groep is veel omvangrijker en kwijnt al decennia geleidelijk weg.
Kritiek van vakbroeders staat niet in de weg dat er tot in het Elysée naar Guilluy geluisterd wordt. Zowel Sarkozy als Hollande nodigde hem uit zijn verhaal te komen doen (ook Macron zou van Guilluy gecharmeerd zijn). De voornaamste reden is dat Guilluy claimt te weten wat het geheim is achter de gestage opkomst van het Front National. Wie al zijn kaarten over elkaar legt ziet namelijk dat het perifere Frankrijk grofweg samenvalt met waar het FN stemmen ophaalt. Het departement L’Yonne bijvoorbeeld, ten zuidoosten van Parijs.
Wie door L’Yonne toert treft het Frankrijk zoals we dat kennen van de ansichten: glooiende heuvels, kronkelende riviertjes, pittoreske dorpjes met eeuwenoude kerkjes. In het hart van het departement bevindt zich het beroemde wijnstadje Chablis. Toch is er ook veel armoede. Niet zozeer in hoofdstad Auxerre waar de prefectuur gevestigd is, maar wel langs de randen van het departement. Die worden gerekend tot de armste gebieden van Frankrijk.
Het stadje Tonnerre (circa vijfduizend inwoners) ligt tegen de heuvel waarvandaan de imposante Saint Pierre-kerk de omgeving domineert. Het pleintje voor de kerk, beroemd vanwege zijn grissailles, grijsgetinte glas-in-loodramen uit de tijd dat Tonnerre nog bij de Champagnestreek hoorde, biedt een wijds uitzicht op de omgeving, het middeleeuwse stadscentrum alsook het tijdens de Romeinse tijd aangelegde badhuis.
Tonnerre was altijd een stad van ambachtslieden. De huizen in het centrum getuigen daar nog steeds van. Vanaf de negentiende eeuw verrezen de eerste geïndustrialiseerde werkplaatsen, later gevolgd door fabriekjes. Veruit de grootste was die van Camus, die metalen buizen en frames produceerde, later overgenomen door Vallourec en nog weer later door het Duitse concern Salzgitter Mannesmann (smpe). Later kwam daar een fabriek bij van het Franse elektronicabedrijf Thomson (het latere Thales) en Patrick Morin kan zich de tijden nog herinneren dat er dagelijks arbeiders vanuit een straal van dertig kilometer met speciale bussen naar Tonnerre werden gereden.
‘Zeventien bussen stonden er dagelijks klaar’, zegt hij in de keuken van zijn bescheiden hoekwoning nabij de rivier. De keuken doet tevens dienst als woonkamer. Op de ronde tafel ligt bloemetjeszeil, in de hoek staat een tv. Morin (60) heeft een olijk gezicht en een dikke kop met borstelhaar, waarop zijn montuurloze bril nogal uit de toon valt. Tot hij twee jaar geleden met pensioen ging werkte hij in de smpe-fabriek. Hij was jarenlang actief voor de vakbond Force Ouvrière. Het vakbondswerk lag hem, de trotskistische ideologie nam hij voor lief.
Wanneer het verval van Tonnerre inzette, vraag ik hem. Morin aarzelt. Was het toen de sous-prefectuur werd opgeheven? Of was het toen de afdeling chirurgie van het plaatselijke ziekenhuis naar Auxerre werd overgeheveld? Of toen zich langs de randen van de stad grote supermarktketens vestigden die het einde van de lokale middenstand inluidden? Er was een tijd dat er zes bakkers en vier slagers in Tonnerre waren, vertelt Morin. ‘Nu heb je alleen nog een kebabzaak, een verzekeraar en een paar makelaars.’ Er is ook veel leegstand, overal staan huizen te koop en zijn luiken gesloten.
De hardste klap kwam in 2002 toen Thomson definitief sloot. Vier jaar eerder was het bedrijf begonnen om zijn activiteiten in Tonnerre over te plaatsen. Aanvankelijk naar Dijon en Angers, later over de grens, naar Brazilië. Morins vrouw verloor op die manier haar baan. Begin dit jaar verdween de smpe uit Tonnerre. Alleen de vestiging in het 35 kilometer verderop gelegen St. Florentin is nog open. Onduidelijk is hoe het nu verder moet. De mensen voelen zich in de steek gelaten, zegt Morin.
Traditioneel stemde Tonnerre nu weer eens links, dan weer eens rechts. Maar tijdens de regionale verkiezingen van 2014 kwam het Front National plotseling als grootste uit de bus. Hoe het dit weekend tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen zal lopen moet worden afgewacht. Maar Morin en zijn vrouw weten het al. Het wordt ‘La Blonde’, zoals Morin guitig zegt. Marine Le Pen. Niet voor het eerst, al twee keer eerder stemde hij Front National. Schamen doet hij zich er niet voor, zegt hij, en dat is deels waar. Zo was ik er getuige van hoe hij zijn voorkeur openlijk besprak met zijn overburen, die nog twijfelen. Toch is Morin niet zijn echte achternaam. Aanvankelijk wilde hij die wel geven, maar na afloop van mijn tweede bezoek biechtte hij op dat zijn vrouw, zelf afkomstig uit de Portugese immigratie, het beter vond als hij alleen met zijn voornaam in het blad kwam. Dat speet hem wel, maar ja, zijn vrouw.

Marine Le Pen werkte de afgelopen jaren hard om haar partij van het onfrisse imago van haar vader te ontdoen. Jean-Marie Le Pen, dat was ‘Vichy’, de vuile oorlog in Algerije, antisemitisme en natuurlijk de holocaust als ‘detail’ van de Tweede Wereldoorlog. Het leidde eerst tot forse aanvaringen en ten slotte tot een breuk. De ‘normalisering’ is geslaagd in de zin dat Le Pen tegenwoordig als iedere andere politicus bij televisieprogramma’s aanschuift. Ook komt een stem op het Front geleidelijk uit de taboesfeer. Maar de thematiek van de partij is onveranderd: tegen immigranten, tegen de islam, tegen de EU en vóór een onveranderlijke Franse identiteit – wat die ook moge zijn.
Morin benadrukt dat het feit dat hij op Le Pen stemt niet wil zeggen dat hij werkelijk denkt dat ze Frankrijk er bovenop zal helpen. Integendeel. Als hij diep in zijn ziel kijkt hoopt hij dat ze niet wint. Wel meer FN-stemmers hebben dat. Ze zijn niet zozeer vóór Le Pen als wel tegen het politieke establishment. De Franse frank terug? Morin lacht hardop. ‘Dat wordt een drama, veel te duur.’ Uit de EU? ‘Nergens voor nodig, al moet er daar in Brussel natuurlijk wel het nodige veranderen.’ Het is vooral om ze daar in Parijs eens een lesje te leren. ‘Eens flink de bezem erdoor is het voornaamste wat ik hoop dat Le Pen zal bereiken.’
Emmanuel Macron die het Frankrijk vertegenwoordigt dat is aangesloten op de globalisering; Marine Le Pen die het perifere Frankrijk voor haar rekening neemt. Was het maar zo simpel. De komende presidentsverkiezingen zijn niet zozeer een referendum over de globalisering als wel over het politieke establishment, links én rechts, dat Frankrijk de afgelopen veertig jaar bestuurde. Macron, Le Pen en Mélenchon zijn daar ieder op hun manier een reactie op. De onvrede die zij mobiliseren is een optelsom van ongemakken, boosheden en angsten die zijn terug te voeren tot het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Ondertussen is de afkeer van de politiek onrustbarend groot. Uit onderzoek van OpinionWay bleek onlangs dat 89 procent van de Fransen van mening is dat politici zich niet om de zorgen van de gewone man bekommeren; 75 procent vindt politici ‘over het algemeen gecorrumpeerd’ en slechts elf procent heeft vertrouwen in de gevestigde politieke partijen. Zeventig procent is van mening dat ‘de democratie in Frankrijk’ niet goed functioneert; 35 procent van de Fransen geeft aan niet te zullen stemmen. Ze geloven niet langer dat een machtswisseling verbetering zal brengen.
Hier tekent zich de groep Fransen af die de politicoloog Brice Teinturier omschrijft als de ‘plus rien à faire, plus rien à foutre’, vrij vertaald ‘hen die het geen reet meer kan schelen’. De ‘Praf’ zoals Teinturier ze noemt zijn niet te vangen onder de noemer ‘open’ of ‘gesloten’ naar de wereld. Ze zijn niet zozeer boos of bang, dat zijn nog gevoelens die je politiek kunt mobiliseren. Ze voelen zich zozeer miskend dat ze geleidelijk zijn afgehaakt. Voor wie bekend is met de jaarlijkse enquêtes van het politieke onderzoekscentrum Cevipof komen deze plus rien à faire, plus rien à foutre niet als een verrassing. Al jaren achtereen blijkt dat Fransen niet alleen hun politici niet vertrouwen, maar ook elkaar niet. Tegelijk is het vertrouwen in de toekomst onthutsend klein. Zelfs de doorsnee Irakees blijkt de toekomst nog opgewekter tegemoet te treden dan de gemiddelde Fransman.
De wortels van de vertrouwenscrisis bij de Franse burger reiken diep. Tijdens de naoorlogse periode, de zogeheten Trente Glorieuses (1945-1975), was er nog niet veel aan de hand. Frankrijk vertrouwde op zijn centralistische en staatsgeleide economische model. Het schonk de wereld de Citroën DS, de Concorde, de tgv en hoogwaardige kerncentrales. Het was pas later dat de problemen begonnen. Zo ergens begin jaren tachtig. Hoe diende Frankrijk zich te positioneren in de globalisering die nu pas echt goed op stoom kwam en waarin het Angelsaksische neoliberalisme leidend was?
Een jaar geleden publiceerde de historicus en filosoof Marcel Gauchet Comprendre le malheur français. Hierin probeert hij de vinger te leggen op het aanhoudende Franse ongerief. Een deel van het probleem is volgens Gauchet dat Franse politici steeds maar hamerden op een rupture. Frankrijk moest breken met zijn etatistisch verleden en zich aanpassen aan de liberale norm. Alleen: het land wil juist koste wat het kost zichzelf blijven. In Surplace schetst oud-correspondent van de Volkskrant Ariejan Korteweg op meesterlijke wijze hoe de Fransen dat tot op de dag van vandaag steeds koppig zijn blijven proberen.
Frustratie is er ook over de gemarginaliseerde positie op het wereldtoneel. Nadat het koloniale rijk was opgegeven was de gedachte dat de Fransen dan toch invloedrijk konden zijn binnen Europa. Maar door de almaar verder uitdijende Europese Unie kwam daar uiteindelijk weinig van terecht. Na de Tweede Wereldoorlog was Parijs uitgegroeid tot de onbetwiste culturele en intellectuele hoofdstad van Europa, zo niet van de wereld. Sartre, Camus, De Beauvoir en in hun kielzog een hele sleep van schrijvers en denkers zetten decennialang de toon. Ook die tijden zijn voorbij. Vrijwel niemand buiten Frankrijk spreekt of leest nog Frans. De vanzelfsprekendheid waarmee Frankrijk ooit zijn culturele, intellectuele en morele normen aan de wereld oplegde is totaal verdwenen. Internationaal is het Franse geluid slechts één stem te midden van vele.
In zekere zin geldt dat natuurlijk voor heel Europa. Het continent schonk de wereld de moderniteit (technische vooruitgang, representatieve democratie, individualisering), maar het is de greep erover inmiddels verloren. In de wijdere wereld is Europa niet langer maatgevend en je zou kunnen beargumenteren dat het ongemak, de onrust en de onzekerheid die daarmee gepaard gaan veel verklaren over de opkomst van het Europese nationaal-populisme. Maar in Frankrijk wordt dit ongemak, het gevoel te zijn overgeleverd aan een wereld die je niet langer als vanzelfsprekend controleert, verreweg het sterkst ervaren.
Volgens Gauchet komt dat doordat het land zich sinds Lodewijk XIV steeds in termen van hegemonie heeft gedefinieerd. Frankrijk veranderen? De rest van de wereld moet maar veranderen! Frankrijk is een ex-grootmacht die dankzij het atoomwapen en zijn zetel in de Veiligheidsraad de schone schijn kan ophouden. Maar ondertussen lijkt de neergang van Frankrijk in de wereld niet te keren. Dat gaat gepaard met gevoelens van onmacht, ja, van aan defaitisme grenzende verlamming.
Wellicht verklaart het iets van het opmerkelijke verkoopsucces van Le suicide français (2014) van de conservatieve publicist Eric Zemmour. Het is een formidabele aanval op de politieke en intellectuele elites die Frankrijk ‘in veertig jaar tijd hebben afgebroken’. Zemmour, als columnist werkzaam bij het conservatieve dagblad Le Figaro, gaat tekeer tegen immigratie, islam, feminisme, individualisering, moreel en intellectueel relativisme en vrijhandel. Hij oogt strijdbaar. Maar in wezen is Le suicide français een diep nostalgisch boek. Het Frankrijk dat Zemmour lief heeft, het Frankrijk van De Gaulle, is kapotgemaakt en komt niet weer. Als hij er iets inhamert is het dat.
Er is wel beweerd dat Zemmour met zijn boutade de weg effende voor Marine Le Pen. Maar het bevestigt eerder het gelijk van de groep die komende zondag zegt thuis te blijven, de door Teinturier gesignaleerde kiezer die het allemaal geen reet meer schelen kan. Zij die er nog wel in geloven neigen naar outsiders als Macron, Le Pen of Mélenchon. Toch liggen er ook voor hen allerlei beren op de weg. In juni volgen parlementsverkiezingen. Frankrijk kent een districtenstelsel. Er is geen geloofwaardig scenario waarin één van bovenstaande drie kandidaten een Kamermeerderheid zal weten te bemachtigen. En zelfs als ze dat zou lukken zullen ze nog steeds het stugge, onveranderlijke Frankrijk op hun pad vinden.