Tjalling Halbertsma
Sprong naar het Westen: In het spoor van de Chinese ontdekker van Europa
Hollandia-Gottmer, 203 blz., € 14,90

Overal hoor ik zeggen dat de Chinezen eraan zitten te komen. Fout. Ze zijn er al. Kijk naar de aanzwellende stroom Chinese toeristen, de Chinese investeringen in het buitenland, de vloedgolf van goedkope Chinese exportproducten, de verovering van de wereldgrondstoffenmarkten door de Chinezen. Overal doet China zijn invloed voelen. Er voltrekt zich een drastische verschuiving van het wereldevenwicht.

Wij zijn daarover verbaasd of verontrust. Sommigen vrezen voor de toekomst van de werkgelegenheid, voor de toekomst van onze economie, voor de toekomst van het Westen. Anderen zien China eerder als het land dat ook ons gouden kansen biedt, of dat een eind kan maken aan het Amerikaanse machtsmonopolie in de wereld. Maar hoe men ook oordeelt over de opkomst van China, de grootste gemene deler is verrassing.

We hadden beter moeten weten. Ons beeld over China dateert uit de verkeerde tijd: de tijd dat het een gesloten land was, waar de Chinezen niet uit kwamen en de buitenlanders niet in. Het was de tijd waarin dramatische gebeurtenissen in China ons niet deerden want we hadden er toch niets mee te maken, gesteld al dat we ervan wisten. Het was de tijd ook waarin je naar Chinatowns moest of naar China zelf om Chinezen te kunnen zien. Dat laatste was vrijwel onmogelijk, want behalve voor Mao-adepten zat China potdicht. Tegenwoordig struikel je in de Chinese steden over de buitenlanders, en binnenkort in de Europese steden over de Chinezen.

Voor de Chinezen is de huidige opmars van hun land naar de voorgrond van het wereldtoneel geen echte verrassing. Het is eerder een terugkeer naar de plek waar ze vaker wél hebben gestaan dan niet. De Chinese naam voor China zegt het al: Zhongguo, het Middenland, het land van het centrum van de wereld. Voor de Chinezen is de opbloei van hun land geen opkomst, maar een wederkomst. Want ze herinneren zich een ander China dan wij.

Voor hen is China het land met vijfduizend jaar ononderbroken geschiedenis, het land ook dat al sinds tweeduizend jaar handel drijft met het Westen via de Zijderoute te land en over zee. Zij herinneren zich dat China op het gebied van kunst, cultuur en technologie eeuwenlang de toon in de wereld heeft aangegeven. Dat reusachtige Chinese schepen al lang vóór Columbus de wereldzeeën bevoeren. Dat China nog tot diep in de negentiende eeuw dertig procent van de wereldhandel voor zijn rekening nam.

Met ups en downs is China het grootste deel van zijn geschiedenis een grootmacht geweest, ook in de tijd dat het Westen daar geen weet van had. Nu eens was het gericht op de buitenwereld, dan weer keerde het zich in zichzelf. Maar pas met de Eerste Opiumoorlog (1839-1842) begon de internationale neergang van het Rijk van het Midden. China werd de speelbal van de grote mogendheden, dolf het onderspit in strafexpedities, invasies en oorlogen, raakte verscheurd in bloedige opstanden en burgeroorlogen en werd bezet door de Japanners alvorens Mao Zedong het rijk herenigde en de buitenlanders wegjoeg (1949). Dat was weer het begin van nieuwe drama’s, waarin China zich nog meer in zichzelf opsloot.

Met de ontdekking van de markt in 1978 en de daarop volgende geleidelijke openstelling van China kwam aan het historische intermezzo van neergang en isolement een eind. Maar wie geen historisch bewustzijn had, zoals menige westerling, verwarde het intermezzo met de eeuwige slaap die Napoleon de Chinese reus wilde laten slapen om te voorkomen dat hij de wereld versteld zou laten staan.

In het licht van China’s heden beginnen er ook duidelijker contouren te komen rond het verleden van China’s relatie met het Westen, waarop eeuwenlang een westerse schaduw is gevallen. Voordat de voormalige Britse duikbootkapitein Gavin Menzies een paar jaar geleden zijn bestseller 1421: The Year China Discovered the World publiceerde, hadden weinig westerlingen ooit gehoord van China’s beroemde admiraal Zheng He. Deze moslim-eunuch leidde tussen 1405 en 1433 zeven grote expedities, die de Chinezen voerden naar de kusten van Zuidoost-Azië, Indonesië, India, het Arabisch schiereiland en zelfs de oostkust van Afrika. Menzies probeert te bewijzen dat Zheng He de aarde rond is gevaren en en passant Amerika heeft ontdekt, 71 jaar vóór Columbus.

Een recentelijk opgedoken Chinese wereldkaart uit 1763, waarop staat dat die een kopie is van een kaart uit 1418, lijkt Menzies gelijk te geven: de hele wereld staat erop, met uitzondering van de Britse eilanden, maar met inbegrip van Amerika, Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Als die verwijzing naar het jaar 1418 klopt, dan is de Nieuwe Wereld ontdekt door Chinezen, lang voor de reizen van Columbus, Da Gama, Dias, Magalhaes en Cook. In ieder geval waren de Chinezen als wereldzeevaarders het Westen ver vooruit. Zheng He’s missies, waaraan kolonialisme en uitbuiting vreemd waren, worden nu door Peking ingezet om het vreedzame karakter van China’s huidige expansie te benadrukken. Niet iedereen gelooft het.

In 1433 bezocht een Chinese ambassadeur het hof van paus Eugenius IV in Florence. Volgens de in Vancouver wonende Chinese onderzoeker Wang Tai Peng zou dat een gezant van Zheng He zijn geweest. In zijn paper 1433 – Zheng He’s Delegation to the Papal Court of Florence maakt Wang aannemelijk dat de leidende Florentijnse astronoom Toscanelli van de Chinese bezoeker kostbare kennis heeft opgedaan op het gebied van astronomie, navigatie en cartografie. In 1474 stuurde Toscanelli twee brieven en een navigatiekaart naar Columbus. Conclusie: Columbus zou zijn kennis over de westwaartse route naar Indië (mede) te danken hebben aan zijn Chinese voorgangers.

We gaan nog verder terug in de relatie China-Europa. Wie was de eerste ons bekende Europeaan in China? Ieder schoolkind weet dat dat Marco Polo is geweest, hoewel nog altijd wordt getwist over de vraag of de Venetiaan echt zo ver gekomen is. Daarentegen is er geen enkele twist over de authenticiteit van een reis in omgekeerde richting, die begon in Peking in of rond hetzelfde jaar (1275) waarin Marco Polo zou zijn aangekomen aan het keizerlijk hof. Het was de reis van de Chinese ontdekker van Europa. Maar zo beroemd als Marco Polo is, zo onbekend is Rabban Sauma.

Rabban Sauma, een Turkstalige Chinees, was een monnik in de kerk van het nestoriaanse christendom, een leer die al vroeg in het Westen was bestempeld als ketterij maar nog lang bleef voortleven in het Oosten. Onder de Mongoolse Yuan-dynastie (1271-1368) beleefde de nestoriaanse kerk, inmiddels verrijkt met boeddhistische elementen, een laatste grote opleving in China. Rabban Sauma en een medemonnik, zijn vroegere leerling Mar Markos, besloten een pelgrimstocht te maken naar Jeruzalem. Het werd een barre, avontuurlijke reis. Vanwege oorlog en gevangenschap zijn ze nooit in Jeruzalem aangekomen. Ze weken uit naar Bagdad, waar Mar Markos werd benoemd tot patriarch van de nestoriaanse kerk. Rabban Sauma trok alleen verder met een politiek-militaire opdracht van de Mongoolse vorst van Bagdad: de koningen van Europa overhalen om een bondgenootschap te vormen met de Mongolen en dan gezamenlijk Jeruzalem te bevrijden en het omringende gebied onder elkaar te verdelen.

In 1287 ging de eerste Chinees die voorzover wij weten Europa heeft bezocht in Napels aan wal. In de daarop volgende jaren ontmoette hij de koningen van Frankrijk en Engeland en bezocht hij de belangrijkste Europese steden. Met het college van kardinalen had hij een lang debat over het geloof. Na een gesprek met de paus, die hem een deel van het gewaad van Jezus zou hebben geschonken, aanvaardde hij de terugreis naar het oosten. Hij stierf in Bagdad. Van de expeditie naar Jeruzalem was niets terechtgekomen.

Rabban Sauma’s in het Syrisch geschreven reisverslag ligt in de British Library in Londen. Over zijn ongehoorde avontuur is nooit een filmepos gemaakt. Maar er is nu wel het begin van een nieuw reisverslag, Sprong naar het Westen, ruim zeven eeuwen na dato gemaakt door Tjalling Halbertsma (De verloren lotuskruisen, Steppeland). Hij is de Chinese ontdekker van Europa nagereisd, niet te voet maar in een geleende Beijing Jeep. Onderweg laat hij de reis van Rabban Sauma en Mar Markos tot leven komen. Nestorianen zijn er in China al lang niet meer – de laatste wonen in Iran en Irak – en de tastbare herinneringen aan die godsdienst zoals graftombes en sculpturen zijn snel aan het verdwijnen. Maar de sfeerbeschrijving van de vaak godverlaten route van de nestoriaanse pelgrims en van de plaatsen waar ze langs zijn gekomen, is perfect. En als in de ontmoetingen die de schrijver onderweg heeft hier en daar een piepklein tipje van de sluier rond Rabban Sauma en de nestorianen wordt opgelicht, ben je ook als lezer als een kind zo blij.

Rabban Sauma bereikte Jeruzalem niet, en ook Halbertsma is er (nog) niet in geslaagd zijn spoor tot het eind te volgen. Na bijna zevenduizend kilometer moest hij in Kashgar in het verre westen van China rechtsomkeert maken. Als de oorlog in Irak voorbij is, wil hij in Kashgar het spoor weer oppakken.