Ton F. van Dijk, netcoördinator van Nederland 2, is verantwoordelijk voor de herprogrammering van Nederland 1, 2 en 3. Daar heeft hij vooralsnog succes mee. Nederland 2 heeft ’t moeilijk nu Talpa het voetbal heeft, maar Nederland 3 boekt een stijgende kijkdichtheid, en die kijkers zijn bovendien ongewoon jong. Dat is een prestatie, want jongeren zijn lastig te bereiken, zeker met televisie. Ouders met kleine kinderen, ‘boodschappers’ jonger dan 40 en jongeren tussen 16 en 24 zijn commercieel interessant, want ze gaan nog belangrijke merkkeuzes maken – voor luiers, bankrekeningen, auto’s, shampoos en hypothekers, keuzes die ouderen allang gemaakt hebben. Lingo loopt al zeventien jaar. In de glorietijd onder presentator François Boulangé (Vara, 1992-2000) waren kijkcijfers boven de miljoen geen uitzondering. Na de overgang naar de tros zakten ze tot vierhonderdduizend, maar inmiddels schommelt het getal weer rond de zevenhonderdduizend. Dat is lang niet slecht, zou je denken, voor de publieke omroep. Maar die kijkers zijn in hoofdzaak ouderen, en qua reclameverkoop heb je daar bar weinig aan. Aan een 65-plusser valt niet veel meer te verkopen, behalve Kukident en de bejaardenluier. Nu kost Lingo niet zo bijster veel per af- levering (en het wordt nog gesponsord ook), maar de marges in Hilversum zijn klein en het voorzichtige succes van de herindeling zal Van Dijk ertoe gebracht hebben Lingo eens ter discussie te stellen. Een nieuw spelletje dat minder kijkers trekt, maar meer kijkers in een jongere doelgroep, is commercieel interessanter dan een meubel waaromheen zich elke avond een miljoen bejaarden schaart. Zodra zich een goed nieuw format voordoet, zal Van Dijk dat binnenhalen.

Lingo is eigendom van het productiebedrijf IdtV. Het is al zeventien jaar het vlaggenschip en de melkkoe van het bedrijf. De voormalige eigenaar-directeur, Harry de Winter, mocht zich graag laten voorstaan op hoogwaardige culturele producties als Oud geld en Pleidooi, maar zijn Bentley en zijn Bugatti betaalde hij met Lingo. Het format werd verkocht aan twee dozijn landen. Elke keer als in Frankrijk of Israël Lingo de buis op ging, rinkelde de kassa. In magere jaren hield Lingo steevast het IdtV-bedrijfsresultaat overeind.

De productie van het programma is een vrijwel constant draaiende aggregaat. Afleveringen voor de Vara werden opgenomen in porties van drie weken, vier afleveringen per dag. De productie daarvan was zó efficiënt, dat op een standaardaflevering van 27 minuten niet meer dan een minuut of twee extra te monteren materiaal gedraaid werd. Alleen voor het wisselen van de ballenbak na een ‘lingo’ stond de band stil. Als een aflevering voltooid was, daalde de presentator af naar zijn kleedkamer, schoot een nieuw jasje aan en begon vijf minuten later aan een nieuwe ‘dag’. De winnende kandidaten die mochten ‘terugkomen’, verkleedden zich eveneens en deden alsof zij thuis hadden overnacht. Vaak zeiden ze doodleuk ‘dat ze veel leuke reacties hadden gehad’. Onder de desks werden verse naambordjes gezet, en dan begon Boulangé weer: ‘Hier zijn Els en Mieke uit Capelle aan den IJssel. Vertel eens, wat zijn jullie hobby’s?’ De presentator stelde daarna altijd nóg een vraag. Als de kandidaten de finaleronde niet wisten te winnen, dan schoot er tijd over en dan werd het programma met die tweede vraag in de montage op lengte gebracht. Geoefende kijkers wisten dus al bij het introductiegesprekje of de finale zou worden gewonnen of niet. Vier afleveringen op één dag was voor Boulangé het maximum. Vaker had technisch gemakkelijk gekund, maar de presentator werd zachtjes stapelgek van die Miekes en die Elsen en die al maar kleurrijker wordende jasjes. De machine loopt nog steeds. De vijfletterwoorden zijn allang op, de zesletterwoorden naderen hun einde, zevenletterlingo is nu al elke vrijdag te zien.

In de gloriejaren van Lingo ontving ik, werkzaam bij IdtV, eens een sollicitatiebrief. De jonge schrijver wilde graag bij de cultuurafdeling werken, waar mooie en moeilijke documentaires werden gemaakt. Die waren belangrijk, schreef de sollicitant, ‘want er is al zoveel troep op tv, zoals die spelletjes, bijvoorbeeld Lingo’. Dat was careerwise niet zo slim van hem. Hij verwoordde echter wel de essentie van het onbehagen over het programma, zoals het misschien ook wel door Ton F. van Dijk wordt gevoeld. Lingo heeft wel degelijk kwaliteiten. Het zit goed in elkaar, heeft educatieve kanten (De Winter placht te zeggen dat asielzoekers er de Nederlandse taal mee oefenden), een neutrale, vriendelijke toon en een gemoedelijk tempo. Er worden geen aanstootgevend grote prijzen in verdeeld. Het is, kortom, Nederlandse televisie zoals de Nederlandse televisie eigenlijk al tientallen jaren is: gemoedelijk, braaf, gemakkelijk te volgen, eenvoudig, maar nooit plat. Lingo laat zien wat televisie in Nederland feitelijk betekent: een vriendelijk, verouderend medium, lineair, lichtbevoogdend, niet interactief. Het leent zich voor vernieuwing en experiment, zeker, en je kunt er geld mee verdienen, maar de gemiddelde Nederlandse televisiekijker is daar niet in geïnteresseerd. Die heet nog altijd Els (of Mieke) en komt uit Capelle aan den IJssel, heeft twee schatten van kinderen, volleybalt, leest af en toe een boek en doet vier halve dagen administratief werk bij een verzekeringskantoor. En daar zit dat onbehagen: net als die sollicitant rilt Ton F. van Dijk bij de gedachte aan Els (en Mieke), aan die bedaagde middelmaat. Wouter Bos ook, denk ik.

Maar niet Jan Peter Balkenende. Die woont ook in Capelle aan den IJssel. Hij kent Els en Mieke. Zijn moeder kijkt ook naar Lingo.