BEIROET – Het Jordaanse persgilde haalde op 21 maart opgelucht adem. Het parlement verwierp die dag een wetsvoorstel dat journalisten tot drie jaar gevangenisstraf zou kunnen bezorgen vanwege ‘het beledigen van de islam’ en ‘het verspreiden van valse geruchten’. Het parlement besloot wél tot het instellen van een boete van dertigduizend dollar voor dezelfde vergrijpen, een fiks bedrag waar ook ter wereld, maar zeker in Jordanië, waar het gemiddelde maandsalaris nog geen vijfhonderd dollar bedraagt. Het voorstel ter wijziging van de Press and Publications Law (ppl) was een reactie op de (her)publicatie van de Deense spotprenten van de profeet Mohammed in 2006, waarvoor in Jordanië twee redacteuren twee maanden achter de tralies gingen.

De beoogde strafmaatregelen in de ppl mogen het niet gehaald hebben, journalisten kunnen ook gewoon gedetineerd worden op grond van het Wetboek van Strafrecht.

Een en ander is het topje van de ijsberg van de Jordaanse staatscensuur. Die gaat weliswaar minder opzichtig te werk dan de Syrische of Saoedische, maar is even alomtegenwoordig. Op de jaarlijkse persvrijheidsindex van Reporters without Borders prijkt het Hashemitisch Koninkrijk op de 109e plaats.

Toch lijkt alles op het eerste gezicht prima in orde met de Jordaanse persvrijheid. De grondwet bepaalt immers in artikel 15 dat vrijheid van meningsuiting door de staat is gewaarborgd, tenzij in strijd met de wet. Maar het probleem is dat er zoveel gewone Jordaanse wetten en bepalingen aangaande de persvrijheid zijn dat artikel 15 een dode letter is. Zo geeft artikel 37 van de ppl een lijst met verboden onderwerpen. Daaronder alles wat betrekking heeft op het leger en de veiligheidsdiensten, alles wat het koningshuis in een slecht daglicht stelt, alles wat ‘de nationale eenheid’ bedreigt, alles wat aanzet tot stakingen, sit-ins en demonstraties, en verder alles wat bevriende staatshoofden of staten in diskrediet brengt, dan wel het vertrouwen schaadt in de nationale munteenheid.

De wet met betrekking tot de audiovisuele media (gewijzigd in 2004) bevat een soortgelijke lijst, terwijl artikel 35 van de ppl bepaalt dat uitgevers slechts boeken mogen publiceren met goedkeuring van de staat. Ten slotte is het bij wet verboden om journalisten in dienst te nemen die geen lid zijn van de Jordaanse Pers Associatie, de door de staat gedomineerde vakbond. Hoewel tal van journalisten in Jordanië werken zonder lid te zijn, is dit op papier een overtreding waarvoor men aangeklaagd kan worden.

Fahd al-Riwami, hoofdredacteur van het politieke weekblad Al Majd (‘De Glorie’), heeft aan den lijve ondervonden hoe de Jordaanse censuur werkt. In het dertienjarige bestaan van de krant werd deze meermalen van staatswege gesloten, en Riwami moest regelmatig zitten. ‘Je mag niet over de koning schrijven, niet over het leger, de geheime dienst, bevriende staatshoofden, corruptie, enzovoort. Er is zes keer meer waar we niet over mogen schrijven dan waar we wel over mogen schrijven’, zegt Riwami, met sigaar, vanachter een bureau dat bijna bezwijkt onder de stapels papierwerk. Aan de muur prijkt een portret van de Egyptische oud-president Abdel Nasser, een stille getuige van Riwami’s pan-Arabische inslag.

Riwami kwam het ‘beledigen’ van het koningshuis en de Saoedische buren duur te staan. In mei 2004 bracht hij twee weken in de gevangenis door en Al Majd mocht zeventig dagen niet verschijnen na een redactioneel commentaar waarin Riwami de Saoedische broeders ‘lakeien van Amerika’ noemde. Kritiek op Saoedi-Arabië is taboe in Jordanië, aangezien de grote zuiderbuur een van de voornaamste geldschieters van het land is. Riwami zat al eerder enkele weken in het gevang, na een analyse van de mysterieuze Jordaanse troonopvolging. Tot op de dag van vandaag is niet duidelijk waarom koning Hoessein op zijn doodsbed zijn broer, kroonprins Hassan, terzijde schoof ten faveure van de huidige koning Abdullah II. Speculeren daarover is not done.

‘Er zijn Jordaanse kranten die hun positie misbruiken om politici te manipuleren, maar wij zijn nooit om die reden gesloten’, aldus Riwami. ‘Wij schrijven slechts onze mening. Het probleem met Jordanië is dat het zich naar buiten toe voordoet als een democratie, en het Westen slikt dat als zoete koek. Een gezonde democratie echter heeft een oppositie in zowel parlement als media. Jordanië heeft geen van beide.’

Riwami’s meest recente aanvaring met de autoriteiten vond een maand later plaats. Van bronnen in Ramallah en Amman had hij lucht gekregen van een geheim Amerikaans Action Plan for the Palestinian Presidency, met als doel Hamas ten val te brengen door een gecoördineerd optreden van Fatah, Israël en de internationale gemeenschap. In het kort het plan: Israël zou wapenleveranties aan Fatah toestaan als de partij van president Mahmoud Abbas het afvuren van Qassem-raketten vanuit Gaza zou voorkomen. Israël zou verder geleidelijk het aantal militaire en economische blokkades verminderen, terwijl Abbas op ruime financiële steun uit het Westen kon rekenen om de levensstandaard van de Palestijnen op te krikken. Daarna konden opnieuw verkiezingen worden gehouden.

Een baanbrekend artikel, zo leek het, maar voordat de krant gedrukt kon worden, grepen de Jordaanse autoriteiten in. ‘Wij hoeven niets vóór publicatie te laten goedkeuren’, zegt Riwami. ‘Maar zoals bijna alle kranten in Jordanië wordt Al Majd gedrukt door de staatsdrukkerij en daar wemelt het van mughabarat-agenten (geheime dienst – ps). Ze zeiden dat het artikel over de Amerikaanse strategie geschrapt diende te worden.’ Riwami weigerde en dus was er die week geen krant. Maar, zegt hij: ‘Ik heb de voornaamste details wél op onze website gezet.’

Vreemd genoeg was het de Jordaanse Pers Associatie, de journalistenvakbond, die een dag later verklaarde dat het artikel ’s lands veiligheid en belangen schaadde. Na hulp uit onverwachte hoek mocht het stuk een week later toch geplaatst worden. Op 4 mei namelijk publiceerde de Israëlische krant Ha’aretz een soortgelijk artikel over de Amerikaanse plannen. Een Jordaans publicatieverbod had daarom geen nut meer.

Riwami was niet de enige journalist in Jordanië die dit jaar in de problemen kwam. Zo werd in april een Al Jazeera-interview geconfisqueerd met prins Hassan, de broer van wijlen koning Hoessein. Gevraagd naar zijn mening over de theorie van de Amerikaanse New Yorker-verslaggever Seymour Hersh dat Amerika en Saoedi-Arabië moslimfundamentalisten in Irak en Libanon financieren, antwoordde de prins: ‘Als dat waar is, hebben we een groot probleem.’ Dat klonk naar de smaak van de Jordaanse autoriteiten te veel naar een bevestiging van de geruchten.

Afgelopen mei vond de arrestatie plaats van Ahmad Oweidi al-Abbadi, die namens een organisatie ter bevordering van democratie en mensenrechten een brief had geschreven aan de Amerikaanse senator Harry Reid. Hij beklaagde zich daarin over het gebrek aan politieke vrijheid en de wijdverspreide corruptie in Jordanië. De brief belandde op het internet en Abbadi werd gearresteerd op grond van artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht: ‘het verspreiden van nieuws waarvan de auteur weet dat het vals of overdreven is, en dat prestige en status van de staat aantast’. Abbadi zit nog altijd vast.

De ingenieuze staatscensuur leidt vanzelfsprekend tot zelfcensuur. Een onderzoek van de Jordaanse Higher Media Council concludeerde in 2005 dat nationale kranten meer aandacht geven aan regionale en internationale gebeurtenissen dan aan lokaal nieuws. Maar liefst negentig procent van dat lokale nieuws is afkomstig van het nationaal persagentschap Petra, dat eigendom is van de staat.

De laatste jaren heeft een groot aantal Engelstalige tijdschriften zijn intrede gedaan op de Jordaanse markt. Het zijn glossy bladen gericht op vrouwen, jongeren en zakenmensen. Geen daarvan waagt zich aan politiek. Het is niet zo moeilijk een vergunning te krijgen, al kost die tussen de 45.000 en 70.000 dollar, en er is geen goedkeuring vereist voor publicatie. Maar ná publicatie kan er altijd een telefoontje volgen.

Zo publiceerde een tijdschrift een verhaal over een vergeten Palestijns vluchtelingenkamp in het niemandsland tussen Jordanië en Irak. Omdat het blad een ‘jeugdvergunning’ heeft, volgde het een jonge vrijwilliger die werkzaam is in het kamp. ‘Na publicatie belde iemand van de autoriteiten en waarschuwde dat een dergelijk politiek verhaal niet was toegestaan’, zegt de redacteur van het blad, die anoniem wenst te blijven. ‘De gouden regel is: drie waarschuwingen betekent sluiten.’

Gezien het bovenstaande is het niet zo vreemd dat, volgens een recente studie van de Jordaanse universiteit, 75 procent van de Jordaniërs zegt bang te zijn om de overheid te bekritiseren en 79 procent niet aan geweldloze politieke protestacties durft deel te nemen. Maar die zijn dan ook verboden.

………………………………………………………………………………………………………………

Half ei – lege dop?

Verkiezingen in Jordanië

Op 20 november zijn in Jordanië verkiezingen voor de Jordaanse Kamer van Afgevaardigden van 110 zetels. In de Jordaanse politiek spelen partijen een minder belangrijke rol; kandidaten doen doorgaans op persoonlijke titel mee. Er is een ingewikkeld stelsel van districten en quota; in het parlement zijn zes zetels gereserveerd voor vrouwen, negen voor christenen en drie voor de Tsjerkessische en Tsjetsjeense minderheden. Er zijn 954 kandidaten, waaronder 203 vrouwen.

De democratisering van Jordanië is een kwestie van het halve ei en de lege dop. Er is een duidelijke ontwikkeling ten goede, maar de regering houdt het proces én de pers in een ijzeren greep. In de aanloop naar de verkiezingen roeren vooral de 22 islamitische kandidaten zich, die zich verenigen onder de vlag van het Islamic Action Front. Eerder dit jaar boycotte die partij de verkiezingen voor gemeenteraden en burgemeesters, toen veiligheidstroepen intervenieerden in de campagne. Bij die verkiezingen was de helft van de beschikbare zetels open voor vrije kandidaten, de andere helft werd door de kroon benoemd. De regering heeft buitenlandse waarnemers ‘uitgenodigd’ de verkiezingen te volgen, maar zij krijgen geen toegang tot de lokalen waar de stemmen worden geteld. Het IAF heeft bekendgemaakt op voorhand ‘ernstige zorgen’ te hebben over ‘verwachte schendingen door de regering’ van de verkiezingen.

KOEN KLEIJN