
Edwin Verdurmen zit met een ciabatta en een vers sapje op een terras aan de voet van de Arnhemse Eusebiuskerk. Op het Kerkplein is het rustig, de zon schijnt volop en de sfeer is ontspannen. Het kantoor van Verdurmen ligt een paar honderd meter verderop, in een oude passage, die tot een paar jaar geleden voornamelijk werd bevolkt door junks. Nu is het de thuisbasis van Architectuurcentrum CASA en wordt het onder de naam Showroom Arnhem gebruikt voor lezingen, debatten, exposities en andere culturele activiteiten.
Toen het centrum in 2009 werd geopend was het de nieuwe hotspot van de stad en hoewel er nu nieuwe hotspots zijn, zoals de Rooftop Garden en de Popup Klup, spelen Verdurmen en de mensen om hem heen een bepalende rol in de dynamiek van de stad.
Dat dit geen overbodige luxe is, blijkt alleen al uit het uitzicht vanaf het terras. Aan de andere kant van het plein staat een aaneenschakeling van grauwe, betonnen woonblokken, die al jaren ten dode zijn opgeschreven. ‘Maar elke keer als er een plan is, is er wel een partij die het tegenhoudt’, legt Verdurmen uit. Rijnboog heet het gebied dat de oude binnenstad moet verbinden met de Rijn. Een verzameling straten, woonblokken en kantoren uit de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig, bekend als de minst aantrekkelijke bouwperiodes uit de vaderlandse geschiedenis. Goedkoop, snel en zakelijk en zo ziet het er ook uit. Tot halverwege de negentiende eeuw liep daar de stadswal, later werd er een fraai Rijnfront aangelegd maar dat bleef afgescheiden van de binnenstad door de vele krotten en steegjes die er tussen lagen. Tijdens de Slag om Arnhem in 1944 werd het hele gebied platgewalst.
Eind jaren negentig maakte architect Sjoerd Soeters een ontwerp voor het gebied, dat samen met het nieuwe station een zogenaamd sleutelproject moest worden en zo zou kunnen rekenen op extra geld vanuit Den Haag en Brussel. ‘Maar Soeters en Ben van Berkel, architect van het station, konden niet met elkaar. Toen is Soeters bedankt voor bewezen diensten’, vertelt Verdurmen. Als vervanger werd de Spanjaard Manuel de Solà-Morales ingehuurd, die het masterplan Rijnboog ontwikkelde. Omdat hij, naar eigen zeggen, de stad niet naar de rivier kon brengen, wilde hij het omgekeerde doen: de rivier naar de stad brengen. Via een grote inham die dienst moest doen als jachthaven zou het water tot aan het stadscentrum stromen. Het plan was vanaf het begin omstreden en haalde nooit de eindstreep.
Via kleinschalige ontwikkeling en bottom-up-projecten worden nu kleine stapjes gezet om het gebied alsnog een nieuw leven te geven. Een kunstenaarswijk in Coehoorn, sloop van een aantal bouwblokken en in plaats daarvan nieuwe appartementen, oude loodsen die worden omgebouwd. Leuke, spannende initiatieven, die op den duur tot iets groters kunnen leiden. Zoals dat ook gebeurde met het pleintje voor de deur van Showroom Arnhem, waar na de sloop van een kerk geen geld meer was voor de geplande nieuwbouw. Verdurmen en zijn team van het Departement Tijdelijke Ordening namen het initiatief om het braakliggende stuk grond om te bouwen tot parkje met echt zand en heide van de Veluwe. Kunstenaar Florentijn Hofman, bekend van de reusachtige badeenden die inmiddels overal ter wereld rondzwemmen, plaatste er vervolgens een dertig meter lang Feestaardvarken. ‘Een cadeautje aan de stad’, zegt Hofman. ‘Namens Burger’s Zoo, dat mij de opdracht gaf.’
Het pleintje werd een geliefde speel- en zitplek, des te meer na de opening van ‘kenniscluster’ Rozet, een architectonisch hoogstaand verzamelgebouw voor onder meer de bibliotheek en de Volksuniversiteit, met café-restaurant en dakterras, dat zowel van de Volkskrant als NRC vijf sterren kreeg. Als kers op de taart opende Holiday Inn een hotel in het kantoorgebouw ernaast, dat enkele jaren ervoor was verlaten door het Cito. Verdurmen: ‘Je ziet hoe je een rotte kies kan veranderen in een bruisend stukje stad.’ Hofman voegt eraan toe: ‘Het geeft aan dat er in Arnhem nog veel land te ontginnen is. Er liggen mogelijkheden en er zijn nog ruimtes om in te vullen. Arnhem is een autonoom, relaxt stadje. De sfeer die er heerst doet me denken aan Rotterdam aan het begin van dit millennium.’
Het is de positieve kant van een weifelend gemeentebestuur, dat de ruimtes niet zelf durft in te vullen. Ook het meest recente prestigeproject Kunstencluster, een nieuw onderkomen voor het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (mmka) en het Focus Filmtheater, strandde met de eindstreep in zicht. Enkele maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen liet overtuigd voorstander d66 zich tijdens een ledenvergadering overhalen van een ‘ja’ naar een ‘nee.’
‘Arnhem is de boot aan het missen en niet zo’n beetje ook.’ Ruim tien jaar werkte Jaap Modder als voorzitter van de Stadsregio Arnhem Nijmegen aan de toekomst van de stad en de regio, maar erg veel is hij in die periode niet opgeschoten. In een cruciale tijd, waarin regio’s onderling een zware concurrentiestrijd uitvechten en bedrijven en mensen zonder problemen verhuizen als de mogelijkheden elders beter zijn, is weifelen niet verstandig. Vooral hoogopgeleiden kiezen voor een aantrekkelijke stad met veel voorzieningen en interessante werkgelegenheid, bedrijven kiezen voor een stad met veel hoogopgeleiden en goede bereikbaarheid. Er heerst een dynamiek waarin onder de regio’s winnaars en verliezers ontstaan, met vooralsnog als grote winnaars de Noordvleugel van de Randstad (Airport) rondom Schiphol, Amsterdam en Utrecht, de Zuidvleugel (Mainport) rondom Rotterdam en Den Haag, en de regio rondom Eindhoven (Brainport). De drie werden door het Rijk benoemd tot economische kernregio’s en kunnen rekenen op de meeste aandacht en investeringen. Arnhem/Nijmegen, de vierde economische regio van het land, valt er net buiten en lijkt de overtuiging te missen om te vragen om meer.
‘Een beetje westerse arrogantie zou geen kwaad kunnen’, zegt Ron Bormans, jarenlang bestuursvoorzitter van de Hogeschool Arnhem Nijmegen en nu in dezelfde functie actief bij de Hogeschool Rotterdam. Het probleem, zegt hij, zit ’m in de versnippering. ‘Arnhem heeft geen leading industry. Als je mensen vraagt een lijstje te maken met de kracht van de stad, dan krijg je altijd andere lijstjes.’ Rotterdam heeft de haven, legt hij uit, Eindhoven heeft technologie. ‘Het zijn totempalen waar je omheen kan dansen. Waar je een beleid en projecten aan kan ophangen. Arnhem heeft dat niet.’
Vraag je een willekeurige Nederlander om een eigenschap van Arnhem, dan zal ‘mode’ vaak worden genoemd. De modeopleiding van de hogeschool voor de kunsten ArtEZ heeft een internationale reputatie opgebouwd en bracht topontwerpers voort als Viktor Rolf en Lidewij Edelkort. Toch duurde het even voordat de stad de mode omarmde. Toen de inmiddels vertrokken Pauline Krikke in 2001 werd aangesteld als burgemeester, was het een van de eerste taken die ze op zich nam. ‘Het verbaasde me dat de mode niet als uithangbord werd gebruikt. Als stad heb je dat nodig. Een focuspunt, een titel, een naam.’ Kort na haar aanstelling zette ze de eerste stappen die leidden tot het oprichten van de Mode Biënnale. Ook werd een deel van volkswijk Klarendal aangewezen als Modekwartier, waar ontwerpers kunnen wonen en werken en winkelruimtes worden gebruikt als ateliers en galeries.
Een mooi initiatief, vindt ook Jaap Modder, die toch zijn verontwaardiging niet kan bedwingen. Afgelopen voorjaar is de verantwoordelijke wethouder gesneuveld toen bleek dat de Biënnale kampte met een tekort van honderdduizend euro. ‘Een tonnetje! Waar hebben we het over? Bedenk eens wat voor signaal je naar buiten afgeeft als je weer een wethouder laat vallen.’ Hij herinnert zich een vergelijkbaar incident met de Sonsbeek Manifestatie, een beeldententoonstelling in het gelijknamige park die in 1949 voor het eerst werd gehouden. ‘Ieder jaar met verlies. In 2008 mocht ik het organiseren en heb ik Anna Tilroe aangesteld als curator. We haalden The New York Times en er hoefde voor het eerst geen geld bij.’ Desondanks sneuvelde er een wethouder (‘een afrekening in het politieke circuit’) en zag het gemeentebestuur weinig in een vervolg. ‘Ze zeiden: we organiseren er weer een als de kunst erom vraagt.’ Tot op heden is het stil.
In de hedendaagse ruimtelijke economie zijn specialisatie en identiteit sleutelwoorden. Doe je dat niet, dan dreigt leegloop en welvaartsdaling. ‘Copy-paste heeft geen zin. Als regio’s elkaar nadoen, neemt de concurrentiekracht van de “volgers” af’, aldus Jaap Modder en zijn co-redacteuren in De grenzeloze regio. Net zo belangrijk is het creëren van een agglomeratie-effect. Hoe meer arbeidspotentieel je in de aanbieding hebt, des te groter is de kans dat werkgevers zich in de regio vestigen. De middelgrote steden Arnhem en Nijmegen zijn beide als eenling te klein om de concurrentie aan te gaan met de drie kernregio’s van Nederland en de regio’s over de grens in Duitsland. Maar met gebundelde krachten zijn de mogelijkheden groot. ‘Een slapende reus’, zo werd de regio genoemd in de publicatie De toekomst van de Gelderse stad van de Atlas van Gemeenten. Een benaming waar Modder zich in kan vinden. Het succes van regio’s, licht hij toe, hangt voor een groot deel af van de abc-factoren. Op de A van aantrekkelijkheid scoort Arnhem hoog. Het ligt midden in het groen aan de Veluwe en heeft een paar van de mooiste woonbuurten van het land. De B van bereikbaarheid is goed, maar niet optimaal. Zowel met de auto als de trein is het ongeveer een uur naar de Randstad, een uur naar Eindhoven en een uur naar Nordrhein-Westfalen, dat een economie heeft met dezelfde omvang als die van heel Nederland. ‘Alleen ontbreekt de hsl. Als er een snelle verbinding zou zijn naar het westen en naar het oosten zou de reistijd gehalveerd kunnen worden. Dat kan heel veel schelen. Voor een werkafspraak is een halfuur geen probleem, terwijl een uur al behoorlijk lang is. Zeker als je dan nog vanaf het station met een bus of lopend naar je bestemming moet.’ En als laatste de C van concurrentie. Modder: ‘Daarop scoren ze slecht. De regio heeft zoals het nu functioneert gewoon te weinig te bieden.’
Arnhem is nooit een stad van grote specialisaties geweest. Het heeft een aanzienlijke industriële geschiedenis en een flinke dosis creatievelingen en kunstenaars. Tientallen jaren was de stad centrum van chemische industrie en energiebedrijven, maar sinds 2007 vertrokken de hoofdkantoren van chemiegigant Akzo Nobel en energiebedrijf Nuon naar de Amsterdamse Zuidas. Dicht bij de grootste voorraad hoogopgeleide arbeidskrachten van het land, bij andere multinationals en bij luchthaven Schiphol, een internationaal knooppunt van mensen, goederen, kennis en informatie. Dezelfde oversteek van oost naar west maakte in 2010 ingenieursbureau Arcadis, goed voor vijftienduizend werknemers. Energiebedrijf Essent verhuisde in 2011 naar Den Bosch. Pijnlijke ontwikkelingen, ook omdat Arcadis en Essent belangrijke smaakmakers waren in het nieuwe stationsgebied. De top van Arcadis was sinds 2005 gevestigd op de bovenste verdiepingen van de Rijntoren, Essent huisde in de naastgelegen Parktoren. Twee kantoorkolossen die met hoogtes van 68 en 65 meter ver boven de stad uit torenen en samen goed zijn voor ruim twintigduizend vierkante meter kantoorvloer. Daar moet in de rest van het gebied in totaal nog dertigduizend vierkante meter bij komen.
‘Je kunt je afvragen of die kantoren niet zijn gebouwd voor de leegstand’, zegt Cees-Jan Pen, lector vastgoed aan de Fontys Hogeschool Eindhoven en programmamanager bij kennisinstituut Platform 31. ‘Er is te lang gedacht dat je kantoren moet bouwen bij stations, omdat die steeds belangrijker worden als knooppunten van mensen en functies. Maar uit het rapport Knooppuntenontwikkeling Nederland, dat wij vorig jaar hebben uitgevoerd, blijkt dat de leegstand bij stations zeker niet lager is dan gemiddeld.’
Dat de kantoortorens bij Arnhem Centraal het niet makkelijk hebben, is ook te wijten aan de jarenlange vertraging die de ontwikkeling van het gebied heeft opgelopen. Midden jaren negentig kreeg architect en stedenbouwkundige Ben van Berkel van UNStudio de opdracht om mee te denken over de infrastructuur in de binnenstad. ‘Toen kwamen ze erachter dat het stationsgebied niet paste in de lijn van de infrastructuur’, blikt hij terug. Gedurende het proces ontstond bij Van Berkel een idee voor een ‘transferlocatie’, waarin twee busstations, een fietsenstalling en een treinstation met speciaal hsl-perron werden geïntegreerd. Tien jaar geleden werd het ontwerp in The New York Times genoemd als het station van de toekomst, maar het is nog altijd wachten op de officiële opening.
De eindeloze vertragingen waren voor Arcadis een belangrijke reden om Arnhem te verruilen voor Amsterdam. Topman Harry Noy liet zich herhaaldelijk kritisch uit over de aanpak van het gemeentebestuur en zei bij de verhuizing te kiezen voor een omgeving met een betere uitstraling dan de bouwput waarin het bedrijf zich al jaren bevond.

‘Ik was laatst op een conferentie in Lille’, vertelt Jaap Modder. ‘Twee Engelsen stonden te kijken naar een afbeelding van het station van Arnhem. “Beautiful, beautiful”, zeiden ze. “But no highspeed trains…”’ Het is de voorlopige tragiek van het station. Toen de plannen aan het einde van de vorige eeuw werden gesmeed, leek vast te staan dat Arnhem met een hogesnelheidslijn zou worden verbonden met Amsterdam en Schiphol. De HSL-Oost zou niet alleen de regio Arnhem/Nijmegen door de korte reistijd nieuwe kansen bieden, maar ook een verbinding creëren tussen de Randstad en Nordrhein-Westfalen. Maar wie op een kaart van het snel groeiende Europese netwerk van hsl-sporen kijkt, ziet een opvallende leegte tussen het westen van Nederland en de oosterburen. In 2006 schreef de Raad van Verkeer en Waterstaat in een advies dat het gebrek aan een treinverbinding van minimaal 200 km/u op dit traject vooral Aziatische bedrijven zou doen besluiten te kiezen voor een andere regio of zelfs land.
De HSL-Oost ging ter ziele in 2001, enkele maanden voor het aantreden van Pauline Krikke als burgemeester. Te weinig rendabel, was de conclusie van het ministerie. Na een intensieve lobby waar ook Krikke nadrukkelijk bij was betrokken, maakte het rijk budget vrij voor een aanzienlijk goedkoper en minder ingrijpend alternatief; extra spoor tussen Amsterdam en Utrecht met in de toekomst de mogelijkheid voor treinen met een snelheid van 200 km/u en extra passeersporen tussen Utrecht en Arnhem, zodat de ice van Amsterdam naar Berlijn stoptreinen kan omzeilen en geen extra vertraging oploopt. Volgens Krikke een mooie oplossing: ‘Het is een kostbare investering geweest, dat moet je niet onderschatten. En uiteindelijk hebben we ons doel bereikt, namelijk een snelle trein naar het oosten en het westen.’
Jaap Modder heeft een heel andere lezing: ‘In Arnhem zegt iedereen trots dat ze een hsl-station hebben omdat de ice er stopt. Maar de trein rijdt maar 140 kilometer per uur en kan ook niet harder. Ik heb nooit het gevoel gehad dat het gemeentebestuur heeft geprobeerd het rijk te overtuigen van de noodzaak van de HSL-Oost.’
Terwijl die de stad en de regio weldegelijk goed zou doen, zegt ook Otto Raspe, van het Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Het zou Arnhem de mogelijkheid bieden om zich te profileren als woonstad voor mensen die werken in de regio Amsterdam. Of zelfs Nordrhein-Westfalen.’ Want daar heeft het alle eigenschappen voor. Goede culturele voorzieningen, mooie plekken om te wonen, twee hogescholen, de Radboud Universiteit in Nijmegen om de hoek en een aardige kenniseconomie. Misschien is het een wat minder prominente rol dan de stad zichzelf toewenst, maar wel een realistische.
Een paar kilometer ten noorden van het stadscentrum, in het groen van de Veluwe, loopt Roy Hasselerharm met een stapel papieren onder de arm over Buitenplaats Koningsweg. Namens projectontwikkelaar KondorWessels werkt hij aan de transformatie van het militaire terrein tot woonenclave. Het masterplan is klaar, maar het vaststellen van het bestemmingsplan door de gemeente duurt langer dan gehoopt. Buitenplaats Koningsweg, dat bestaat uit de terreinen Kamp Koningsweg Noord en De Zeven Provinciën, werd in de Tweede Wereldoorlog aangelegd door het Duitse leger en grenst aan Vliegbasis Deelen. Ook door de Duitsers gebouwd en in die tijd het grootste vliegveld van Europa. Het terrein is een verzameling woningen en barakken omringd door gras en bomen.
Hasselerharm opent de deur van een van de klassiek bakstenen huizen met puntdak. Binnen is het vochtig en koud. Hij blijft staan in de deuropening en wijst naar de muur. ‘Die is zestig centimeter dik en gemaakt van beton. De bakstenen zijn camouflage. Dit waren officierswoningen. Zo leek dit een dorp, terwijl het eigenlijk een verzameling bunkers is.’ Dan klopt hij op een luik, geschilderd in oer-Hollands groen, rood en wit. ‘Je denkt van een afstand dat het hout is, maar het is gepantserd staal.’ Er is een begane grond, een bovenverdieping en een kelder, waar de bewoners veilig waren voor een bombardement. Vanaf volgend jaar worden de woningen verkocht aan nieuwe bewoners, die zin hebben in een grote verbouwing en een flinke dosis avontuur.
Als de transformatie van Buitenplaats Koningsweg over een paar jaar is volbracht, is het een enclave van enkele tientallen woningen, ateliers, een bed breakfast en een horecagelegenheid. De uitbaters daarvan zijn al enkele maanden eerder neergestreken in een van de officierswoningen. ‘Een gezin uit het westen, dat daar succesvol was met een aantal authentieke pizzeria’s.’ Totdat ze mogen beginnen met de verbouwing van hun eigen woning, wonen ze gratis in dit tijdelijke onderkomen. ‘Omdat we blij zijn dat er mensen zijn die nu al meewerken om het terrein tot leven te brengen.’
Hoewel de transformatie officieel nog niet in gang is gezet, wordt er al volop geleefd. Er werden al festivals en evenementen voor kunstenaars en andere liefhebbers georganiseerd en een van de gebouwen doet dienst als kantoor van landschapsarchitect Harro de Jong, onder andere verantwoordelijk voor de inrichting van het miniatuur Veluweparkje voor de deur van Showroom Arnhem. Ook hij zal hier gaan wonen, net als Florentijn Hofman, de maker van de reusachtige badeenden en van het Feestaardvarken in het bewuste parkje. En dat is geen toeval, vertelt Hofman. ‘Terwijl we samenwerkten vertelde ik dat ik erover dacht om Rotterdam achter me te laten. De stad heeft me alles gegeven wat ik kon wensen, maar ik wil mijn kinderen niet op de stoep laten opgroeien. Ik kom uit de bossen bij Drenthe en die riepen me.’ Inmiddels had hij de charme van Arnhem ontdekt. ‘Het is een oprechte stad. In Amsterdam en Rotterdam is veel gebakken lucht. Hier doe je gewoon je ding. Samen maken mensen er een lekkere energie van.’
De komst van Hofman maakt de incrowd van Arnhem trots. Een succesvolle kunstenaar met een internationale reputatie! Het kan het begin zijn van iets moois, denkt ook Hans Jungerius, ontdekker van Buitenplaats Koningsweg. Hij is een van de hoofdpersonen van de lokale incrowd van kunstenaars, creatief ondernemers, architecten, bottom-up ontwikkelaars en bezocht het terrein tijdens een rondleiding van het Cuypersgenootschap in 2007. De laatste militair was een jaar eerder vertrokken en Jungerius zag meteen de mogelijkheden. Als culturele enclave, maar ook als springplank die de stad Arnhem weer moet verbinden met de Veluwe. Net als het westerse gezin woont hij al op de Buitenplaats. Hij verbouwde een oud huis tot een modern, duurzaam onderkomen. Binnen is het strak en licht, buiten is alles van hout. Voor de deur staat een onbewerkte massief houten tafel met een iPad erop in een georganiseerd rommelige tuin.
Jungerius fungeert als beheerder en opzichter bij alles wat er gebeurt en hij is optimistisch gestemd. Niet alleen over zijn nieuwe enclave, maar over de hele stad. ‘Er lijkt iets te veranderen. De jonge generatie politici en ambtenaren is anders. Men was lang gefocust op de functie van Arnhem als bestuursstad, stad van industrie, provinciehoofdstad.’ In plaats daarvan voelt hij een bewustzijn ontstaan over de mogelijkheden die het groen te bieden heeft. Ooit was Arnhem onlosmakelijk verbonden met de Veluwe, legt Jungerius uit, maar daar is in de vorige eeuw een einde aan gekomen. Het begon in zijn ogen met mevrouw Kröller-Müller, die in de jaren twintig een hek liet bouwen om het privé-jachtterrein van haar familie, nu bekend als het Nationaal Park de Hoge Veluwe. ‘Daarna bouwde de Luftwaffe een vliegveld tussen de stad en de Veluwe en toen werd de A12 aangelegd.’
Jungerius verwondert zich over de gemiddelde Arnhemmer die nauwelijks het bewustzijn lijkt te hebben dat het beroemdste natuurgebied van Nederland zo dichtbij ligt. ‘Ze denken dat het ophoudt bij het Openlucht Museum en Burger’s Zoo. Maar vier kilometer verder begint de Veluwe.’ Minder dan een half uur fietsen vanuit het centrum van de stad. Samen met Defensie, eigenaar van het aangrenzende oefenterrein, en de plaatselijke verantwoordelijken, werkt hij aan een plan om een groene kunstroute te creëren, vanuit Sonsbeekpark, bekend van de kunstmanifestatie, via een genegeerd stuk groen ten noorden van de stad, naar Buitenplaats Koningsweg. En van daaruit hoopt hij dat er een wandelroute ontstaat die de liefhebber het Deelerwoud in voert. ‘Arnhem moet zich profileren als creatieve stad in het groen.’
Er is geen stad in het land met een hoger percentage kunstenaars dan Arnhem. Hoewel veel studenten van de modeopleiding direct naar Amsterdam of het buitenland vertrekken, richting Antwerpen of Milaan, blijft een groot deel afgestudeerden van de andere opleidingen hangen.
Gerard Marlet, oprichter van onderzoeksbureau Atlas voor Gemeenten en autoriteit op het gebied van stedelijke aantrekkingskracht, is niet ontevreden over de prestaties van Arnhem. ‘Met modekwartier Klarendal is goed werk gedaan en ook in de binnenstad is goed geïnvesteerd.’ Maar er liggen gevaren op de loer. In deze tijd van regionale concurrentie is stilstand achteruitgang. En hoewel volgens alle voorspellingen de bevolking flink blijft groeien en het aantal hoogopgeleiden meegroeit, is de beperkte omvang van de stad een probleem. ‘Door beter samen te werken met Nijmegen en de stedelijke netwerken te integreren, ontstaan er grote agglomeratievoordelen. Dan zou de regio economisch dezelfde omvang kunnen krijgen als de Brainport-regio, of zelfs de twee vleugels Randstad.’
Het is een onderwerp dat onvermijdelijk terugkeert in elk gesprek over de toekomst van Arnhem. Samenwerken met Nijmegen, functioneren als één stedelijke regio, als een geïntegreerd daily urban system. Volgens de hedendaagse theorie bewegen mensen zich dagelijks binnen een actieradius van dertig tot veertig kilometer. Om als regio optimaal te presteren, moeten alle verbindingen, samenwerkingen en netwerken worden ingericht op dit schaalniveau.
‘Je moet zorgen dat iemand die in Nijmegen woont met hetzelfde gemak in Arnhem gaat werken als in Nijmegen’, zegt Jaap Modder. ‘En andersom. Dan creëer je dat agglomeratieaffect.’ Het is de manier om van relatieve stilstand in een opwaartse spiraal te belanden. Borrowed size heet het in het vakgebied. Je niet laten beperken door je eigen omvang, maar ook de omvang en kracht van de buren gebruiken. Samen kan het totaal dan veel meer worden dan de som der delen. In het geval van Arnhem en Nijmegen gaat het vooral om mobiliteit, infrastructuur. ‘Dat je vanuit een buitenwijk in Nijmegen niet eerst naar het centrum van Nijmegen moet, van daaruit naar het centrum van Arnhem en dan naar een andere wijk in Arnhem. Maar dat je van een buitenwijk in Nijmegen naar een buitenwijk in Arnhem kan reizen.’ Geen radiant, zoals het in de planningstheorie heet, maar een systeem van tangenten. Een polycentrische regio, waarin de verschillende delen van het stedelijk netwerk met elkaar verknoopt zijn.
Maar krijg dat maar eens voor elkaar bij twee steden die liever niet te veel met elkaar te maken hebben. ‘Ik heb niet het idee dat het aanslaat, het samenwerken met Nijmegen’, is de veelzeggende uitspraak van Edwin Verdurmen van CASA. ‘Voor het merendeel van de inwoners hoeft het echt niet.’ Tijdens de jaarlijkse confrontaties tussen Vitesse en nec kijkt heel Nederland heel even mee naar de onderlinge strijd, maar voor de inwoners van de twee steden gelden die gevoelens alle 365 dagen van het jaar. Modder: ‘Dat merk je aan alles. Bijvoorbeeld aan het feit dat Nijmegen niet zo hard wilde lopen voor een hogesnelheidslijn die Arnhem een hsl-station zou opleveren.’ Hoewel hij het graag anders ziet, begrijpt hij de moeizame relatie. ‘Arnhem is de meest zuidelijke protestante stad van het land en Nijmegen de meest noordelijke katholieke stad. Ik zeg altijd: een begrafenis in Nijmegen is vrolijker dan een bruiloft in Arnhem.’
ook ron bormans liep als bestuursvoorzitter van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (han) aan tegen de schijnbare onmogelijkheid tot samenwerking. ‘Het is geen onwil’, zegt hij, ‘het zit meer in het onderhuidse. Ze zijn elkaar vooral vliegen aan het afvangen. Arnhem en Nijmegen zijn allebei middelgrote steden zonder duidelijke specialisatie. Maar als je naar de regio in zijn ruimste definitie kijkt, dan heb je twee mooie steden, groen en rivieren. Wageningen ligt een paar kilometer verderop en heeft een universiteit die internationaal in de top staat in de agrofood en de Achterhoek is een van de belangrijkste exportregio’s van het land.’ Bundel die krachten en ga de boer op, is zijn devies.
Dat klinkt ingewikkeld, maar is het helemaal niet, zegt Bormans. Het gaat erom dat je tegen een bedrijf uit Japan niet alleen vertelt wat Arnhem te bieden heeft, maar dat je ook vertelt wat voor aantrekkelijks er buiten de gemeentegrenzen te vinden is. ‘En dat als dat bedrijf dan besluit zich in Arnhem te vestigen, je dan champagne drinkt met de burgemeesters van Nijmegen en Doetinchem.’ Juist in deze tijd, waarin rijksinvesteringen worden gedaan op basis van het topsectorenbeleid, is die benadering cruciaal. ‘Arnhem valt daar door het gebrek aan een leading industry een beetje buiten. Dat betekent des te meer dat je het moet zoeken in de kracht van de diversiteit.’
Het is een advies dat burgemeester Herman Kaiser graag hoort. ‘We willen de vierde economische regio van het land blijven en dat kan alleen als we samenwerken met Nijmegen en als overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen beter met elkaar optrekken.’ Het triple helix-model dat als basis heeft gediend voor het succes van Eindhoven. Bovendien wil hij vol inzetten op de creatieve industrie en de energiesector.
Edwin Verdurmen hoopt het van harte. ‘Doe in elk geval iets! Twijfel niet steeds, ga ervoor.’ Niet dat hij als Arnhemmer speciaal streeft naar grote economische groei, maar af en toe een stapje vooruit zou prettig zijn. Hoewel hij vurig geloofde in het nieuwe stationsgebied, is het enthousiasme inmiddels een beetje weggeëbd. ‘Wordt het een Eiffeltoren die aanvankelijk ook werd bekritiseerd of een Hoog Catharijne, dat zich nooit aan de stad Utrecht heeft gehecht?’ Hij weet het niet meer.
Cees-Jan Pen ziet op dit vlak reden voor optimisme. ‘Als het station klaar is, loop je zo de binnenstad in. Het zal de belevingswaarde van de stad veel goed doen.’ Volgens architect Van Berkel zal de afronding van het langdurige project bovendien leiden tot onverwachte ontwikkelingen. Hoewel het ministerie van Infrastructuur en Milieu in een reactie laat weten dat de HSL-Oost gezien de hoge kosten en beperkte baten voorlopig niet aan de orde is, heeft Van Berkel wel degelijk goede hoop. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de discussie over de HSL-Oost opnieuw op gang zal komen. Ik heb dit soort processen vaak genoeg meegemaakt om te weten dat iets eerst af moet zijn om mensen te laten ervaren wat de mogelijkheden en de impact zijn.’ Of zoals een collega van hem het verwoordde: ‘Pas als je een haven bouwt, komen de schepen.’
De toekomst zal het uitwijzen. Zoals die ook zal uitwijzen wat er terechtkomt van Rijnboog en het Kunstencluster, dat evenals veel voorgaande projecten uitgroeit tot symbool voor de tegenstellingen van de stad. Ben je voor kunst of ben je tegen? Hoewel Pauline Krikke zich nu na haar afscheid liever niet uitlaat over de huidige ontwikkelingen, wil ze wel iets kwijt over het Kunstencluster waar ze als burgemeester vurig voorstander van was. ‘Een stad heeft nieuwe ankerpunten nodig waar reuring ontstaat, waar vernieuwing is, waar het bruist. Want als je niet investeert in je toekomst en geen toevoegingen realiseert, raak je achterop.’
Het nieuwe gezicht van Nederland (slot)
Nederland krijgt onder invloed van grote economische en demografische veranderingen geleidelijk een ander gezicht. Grensgebieden met weinig economisch perspectief lopen leeg terwijl het westen van het land overvol dreigt te worden. Om de ontwikkelingen bij te benen, moeten veel dorpen, steden en regio’s op zoek naar een nieuwe identiteit. In deze serie reist Floor Milikowski door de provincies en belicht de worstelingen van een land in transitie.
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Beeld:(1) Feestaardvarken van Florentijn Hofman op het Bartokplein in Arnhem (Flip Franssen / HH). (2) De Roofgarden in Arnhem (Ton Toemen / HH).